Column

 Meister Eckhart

 

 Nu de maatregelen rondom Corona verscherpt zijn, word ik mij er van bewust dat deze hele periode mij op de één of andere manier meer doet bezinnen op wat voor ons of mij echt belangrijk is. Een proces van inkeer dat allereerst bewerkstelligd wordt door de omstandigheden. Ook een proces dat een beroep doet op mijn geestelijke weerbaarheid. Ik wil zoeken naar wat te leren is van deze periode en besef dat het dan belangrijk is om de tijd te nemen. Tijd voor inkeer en stilte. Daarbij wil ik me de komende tijd, elke dag laten leiden door een uitspraak van Meister Eckhart, een theoloog/mysticus uit de 13e eeuw die mij bijzonder inspireert. Inmiddels hebben de bijdragen de limiet van een pagina overschreden en moest ik de eerste 94 dagen verplaatsen naar het archief.

 

 

Dag 153

 “Zodra de mens bij wat hij doet ook maar iets zoekt van hetgeen God kan of wil geven, dan lijkt hij al op een koopman. Wil je van koopmansgeest helemaal vrij zijn, zodat God je in de tempel laat blijven, dan moet je alles wat je in staat bent te doen, zuiver en alleen tot lof van God doen en je moet daarvan zo los staan als het Niets los staat dat zich hier noch daar bevindt.”

 

In dit citaat wijst Eckhart op het gedrag van sommige mensen die ook als het om geloof gaat, een houding hanteren van voor wat, hoort wat. Het is de al dan niet uitgesproken verwachting dat als iemand goed doet of heel gelovig is, elke zondag naar de kerk gaat etc, dat hij daar van God ook wat voor terug mag verwachten. Zo direct uitgesproken is het vaak niet. Maar op de achtergrond is dit wel sluimerend aanwezig. Want het valt lang niet altijd mee om iets te doen, zonder er helemaal niets voor terug te verwachten. Een paar keer is meestal geen moeite. Maar om dat altijd te blijven doen, gaat dan toch wat wringen. ‘Waar doe ik het voor?’ is dan toch een vraag die naar boven komt. Of zoals ik ook wel tegenkom: ‘hij is zo’n goed mens, waarom moest hem dat nu overkomen?’ Logische en begrijpelijke vragen waarmee je jezelf uiteindelijk wel in de weg kunt zitten. Want als je vrij bent van elke verwachting, dan doe je het alleen tot eer van God. Dan ontstaat er ook werkelijk ruimte om God te ontvangen. In dat verband wijst Eckhart op het Niets dat zich noch hier noch daar bevindt. Een hele tegenstrijdige zin waarin wel een beeld opgeroepen wordt: een Niets dat vrij van verwachting is, maar alleen handelt uit Liefde. En wat zou het mooi zijn als die liefde altijd vrij zou kunnen stromen. Zonder verwachtingen… zonder niets.

 

Dag 152

 “Onze zaligheid ligt niet in onze werken, maar in het lijdelijk ondergaan van God.”

 

Dat onze zaligheid niet ligt in het doen van onze werken, heeft Eckhart al op verschillende manieren gezegd. Want waar de mens vanuit zichzelf gericht werken doet met het oog om zelf goed te doen of goed te zijn, daar is hij met van alles bezig maar niet met God. Ikzelf hoor dit keer op keer als een enorme ontspanning want ik hoef mij niet bezig te houden met goede werken. Want hoewel ik een goede protestantse achtergrond heb en al op de basisschool leerde dat de mens door genade alleen gered wordt, komt het doen van goede werken, stiekem bij mij toch weer door de achterdeur naar binnen. Dat zal ongetwijfeld voor een deel samenhangen met mijn persoonlijkheid: niets doen is voor mij lastig. Maar het heeft er ook mee te maken dat ik ergens ook de controle wil houden want als ik goed wil doen, ben ik degene die handelt. Maar Eckhart benadrukt keer op keer dat het niet gaat om het doen maar om het ontvangen. En juist in het ontvangen heb ik de dingen niet onder controle. Eckhart benadrukt dat ook nog eens door te stellen dat wij het lijdelijk ondergaan. We hebben het niet zelf voor het zeggen, maar we ondergaan het, lijdelijk. Dat wil zeggen zonder iets te doen of te willen. Alleen op deze wijze kunnen wij God in onszelf ontvangen. Dat is hét grote thema voor Eckhart maar in wezen is dat het grote thema voor ons allemaal. Het lijdelijk ondergaan van God door alles en in alles. Voor mij ligt daar ook een spanning. Want Eckhart bedoelt niet dat ik passief op een stoel alles maar zou moeten afwachten. Bovendien gaat het leven ook door in de dagelijkse werkelijkheid waarin er keuzes gemaakt moeten worden, zaken worden gedaan en ook heel simpel: er moet ook gewerkt worden. Dan is het voor mij de kunst om daar doorheen, in de alledaagse werkelijkheid van mijn leven, lijdelijk God te ondergaan. Omdat ik weet dat ik Hem alleen zo zal vinden. Want God heb ik nog nooit gezien in mijn doen en mijn denken. Maar waar ik loslaat en durf te ontvangen, daar ontvang ik hier en daar een glimp van Hem. Daar onderga ik het leven waarin Hij oplicht en uitlicht. Waar ik samenval in Hem.

 

Dag 151

 “Hoe kunnen we op de juiste wijze genieten van goed eten, mooie kleren en opbeurend gezelschap zoals die op een natuurlijke manier tot ons komen. We zouden ons niet druk moeten maken over eten of kleding, omdat we vinden dat we daar boven staan. Maar we moeten onze geest en de basis van ons bestaan trainen om er boven te staan. Niets zou meer onze geest moeten verrukken dan de liefde en vreugde van God alleen. Dat zou boven alles moeten staan. Waarom? Het zou een ziekelijke vorm van ingekeerd zijn wanneer dat gecorrigeerd zou moeten worden door uitwendige kleding. Eerder zou er, zolang het onder je controle is, een afstemming moeten zijn tussen wat er in je is en de buitenkant. En als het laatste dan komt in een andere vorm, dan zou je het mogen accepteren als een goed vanuit de grond van jouw bestaan.”

 

Centraal in dit gedeelte staat de zin dat niets meer onze geest zou moeten verrukken dan de liefde en de vreugde van God. Hetgeen natuurlijk wel waar is maar het is ook precies de reden waarom het lastig is je houding te bepalen t.a.v. de zogenaamde uiterlijke zaken zoals goed eten en mooie kleren. Want mag je daarvan genieten? En mag je dat ook belangrijk vinden? Eckhart stelt in ieder geval dat ik mijzelf niet hoef te kwellen met de gedachte dat ik boven dit soort zaken zou moeten staan. Ik vermoed omdat eten en kleding net zo goed door God gegeven zijn en alleen daarom al zaken zijn waarvan je mag genieten. Een houding dat dit soort dingen voor een ware gelovige niet meer belangrijk zouden zijn of dat je je daar niet druk om zou moeten maken, betekent in de kern ook dat je het niet belangrijk vindt wat je van God ontvangt, ook in deze hele praktische dingen. Tegelijkertijd waarschuwt Eckhart dat het niet omgekeerd moet worden. Dat de uitwendige kleding zou corrigeren hoe het er inwendig voorstaat.  Tot op zekere hoogte kan ik hier in mee gaan. Het uitwendige wordt dan een maatstaf voor jezelf, waaraan je kunt aflezen hoe het met je gaat. Zo wordt kleding of bezittingen of welke uiterlijke zaak een maatstaf waarop je voor je zelf beoordeelt hoe het met je is gesteld. Tegelijkertijd weet ik ook uit ervaring dat het helpend kan zijn dat als je je van binnen verdrietig voelt, je juist extra aandacht geeft aan het uiterlijk. Niet als een compensatie voor het verdriet maar wel omdat het mij niet verder helpt, wanneer ik in dergelijke omstandigheden er alles bij zou laten zitten. Daarnaast mag ik er wel voor zorgen dat er een soort van afstemming is tussen mijn innerlijk en uiterlijk. Wanneer ik geloof dat ik in God leef en Hij in mij, dan mag dat ook uitstralen in wat ik allemaal ontvang aan voedsel, kleding en wat dan ook. Ik mag er allemaal van genieten omdat het voorkomt uit de grond van mijn bestaan. En daardoor weet ik ook dat het relatief is en zo maar anders kan zijn. Dat is die andere vorm waarover Eckhart spreekt. De buitenkant komt dan in een vorm die ik niet verwachtte. Maar ik hoop dat, ik dan, voldoende verbonden blijf met de grond van mijn bestaan om ook dan te blijven accepteren en te kunnen genieten van wat mij dan toevalt.

 

Dag 150

 “Zij, voor wie God niet voldoende is, zijn hebzuchtig. De beloning voor al je werken zou moeten zijn dat God ze kent en dat je God zoekt in hen. Laat dat altijd voldoende zijn voor jou.”

 

Het is menselijk om erkenning te krijgen voor wat je doet. Dat heb je ook nodig. Kinderen die nooit erkenning kregen van hun ouders voor wat ze deden, hebben daar vaak jarenlang last van. Of als je ouders hebt gehad voor wie het nooit genoeg was, wat je deed, je rapportcijfers nooit goed genoeg, het kan je een heel stuk van je leven dwars zitten. Wanneer Eckhart het heeft over de beloning voor je werken, doelt hij niet op het verkrijgen van deze erkenning die elk mens nodig heeft om op te groeien tot een volwassen mens. Maar waar Eckhart wel op doelt, is dat wanneer je van binnenuit probeert te doen waartoe elk mens geroepen is, namelijk God door je heen te laten werken, dat het dan niet gaat om het zoeken naar resultaten of de erkenning van anderen. Want je doet wat je moet doen zonder je af te vragen of het zin heeft of waar het toe leidt. Dat is lang niet altijd gemakkelijk. Want het zit in ons om resultaten te willen zien, om erkenning te ontvangen of op zijn minst te willen weten of het nut heeft. Jaren geleden kreeg ik op mijn vraag of iets wel nut had, het antwoord: ‘dat ik geroepen was om te zaaien. Maar dat de oogst voor God is.’ Een antwoord dat ik altijd onthouden heb. En zo heel af en toe, ontvang ik een stukje oogst van wat ik lang geleden zaaide. Dat ervaar ik als een cadeau en bemoedigt mij om te proberen door te gaan met het zoeken van God in wat ik doe. En blijf dus doorgaan met zaaien.

 

Dag 149

 “Over de twee vormen van zekerheid van het eeuwig leven. In dit leven zijn er twee vormen van zekerheid betreffende het leven dat eeuwig is. De eerste behelst die gelegenheden waar God ons dit zelf verteld, ofwel dat Hij dit zelf doet, of door een engel of door een speciale openbaring, maar dit gebeurt zelden en dan nog maar naar een paar mensen.” De andere vorm van kennis is beter en ons meer tot nut en gebeurt vaak voor hen van wie de liefde perfect is. Het gebeurt aan hen van wiens liefde voor God en de intimiteit met Hem is zo groot is dat ze Hem volledig vertrouwen en dat ze niet meer leven zonder twijfel, terwijl hun zekerheid is gefundeerd in hun liefde voor Hem in alle schepselen, zonder onderscheid.”

 

Wanneer het gaat om God, om eeuwig leven, is het in toenemende mate minder een vorm van geloof maar eerder een zekerheid. Een diep weten dat het leven eeuwigheidswaarde kent. Voor Eckhart is dit kennelijk ook een zekerheid. Nu zijn er mensen die daarvan de bevestiging krijgen op een manier waar menigeen jaloers op is. Want wie wil nu niet een onmiddellijke en directe openbaring van God of op zijn minst een engel die je vertelt hoe het nu precies zit. Eckhart is daar heel nuchter in: dat gebeurt zelden en dan ook nog eens voor weinig mensen. Het heeft dan ook niet zo veel zin om daar naar te zoeken. Want er is een andere weg die leidt tot die kennis. Want als je de liefde van God en de intimiteit met Hem zoekt, dan zul je die zekerheid ervaren omdat die gefundeerd wordt in de liefde. En zo is het ook. Er zijn veel dingen die ik niet weet. Er is ook veel dat ik niet geloof of moeilijk vind om te geloven. Maar er is ook iets dat ik weet; zeker weet. En dat is dat het leven eeuwig is omdat ik zeker weet dat ik opgenomen ben in de liefde van God. Ik besef dat ik daarin nog veel meer kan groeien maar ik weet ook dat die liefde er is. Altijd. Dat mijn leven daarin verankerd is en ook zal blijven. En zoals dat geldt voor mijn leven, gaat dat ook op voor al zijn schepselen, zonder onderscheid. En ja, dat ik weer moeilijk te geloven. Want er zijn mensen in de geschiedenis waarvan ik graag gezien had dat die er buiten zouden vallen. Maar ergens diep in mij, weet ik dat dit niet zo is. Het geldt uiteindelijk ook voor hen. Hoe onbegrijpelijk ook: al het leven is opgenomen in Liefde. 

 

Dag 148

 “Wanneer het bloed het vlees overwint, dan is iemand nederig, geduldig, zuiver en heeft elke deugd. Maar wanneer het vlees het bloed overwint, dan is men trots, boos, schaamteloos en heeft men elke vorm van ondeugd.”

 

Door de manier waarop Eckhart dit zo tegenover elkaar neerzet, maakt het mij duidelijk dat de strijd in het hart om het goede niet een strijd is die één keer gestreden wordt maar het is een strijd die iedere keer weer terugkomt. Soms lukt het me om mezelf te overwinnen en geduldig en zuiver te zijn en het goede te willen. Maar dan ben ik toch weer trots of boos, of welke ondeugd dan ook maar. Het valt me op dat Eckhart hier het woord bloed gebruikt en niet het woord ‘Geest’ zoals Paulus dat bijvoorbeeld in zijn brieven doet. Dan is het de Geest die het vlees overwint. Voor mij is vlees het ikgerichte, dat zichzelf als middelpunt neemt van de wereld en van daaruit ook reageert door beledigd, boos of wat dan ook te zijn. Met Paulus kan ik me ook wat voorstellen bij het leven in de Geest. Want dan stelt het ik zich open voor God en word ik buiten mezelf gebracht of juist heel diep in mezelf, om daar God te ontmoeten en geïnspireerd door zijn Geest anders te reageren dan louter alleen vanuit mezelf. Maar nu staat hier: ‘bloed.’ Daarbij moet ik denken aan een offer, bloed dat vloeit, een aderlating opdat ik gezuiverd kan zijn. Een proces dat niet eenvoudig is en ook pijn kan doen. Een offer is per definitie iets wat je voelt, je raakt want anders is het geen offer. De overwinning op het vlees is dus niet alleen iets wat telkens weer bevochten moet worden, het is ook iets wat mij bloed, zweet en tranen kost. Het kost me werkelijk wat! En dat brengt me bij de vraag wat het me dan kost en of ik die prijs eigenlijk wel wil betalen. Want mijn eigen ik is er natuurlijk ook nog. Toch is dit citaat voor mij wel helpend. Het mijzelf openstellen, kost wat. En van mij mag best gevraagd worden dat er voor over te hebben.

 

Dag 147

 “God werkt niet met een medium en ook niet met een beeld. Hoe meer je bent zonder beelden, hoe ontvankelijker je zult worden voor Zijn werk en hoe meer je vergeet en inkeert in jezelf, hoe dichter je zult zijn bij Hem.”

 

Opnieuw een herinnering om ons God vooral niet in beelden voor te stellen. Dat is lastig genoeg want we kunnen haast niet zonder beelden. Om ons helemaal niets voor te stellen bij God, is bijna niet mogelijk omdat we altijd ons menselijk voorstellingsvermogen gebruiken. Daarnaast roept dit citaat bij mij ook de vraag op naar de plaats van Jezus want door Hem kennen we toch ook de Vader. God die als mens onder ons woonde. Concreter kan het niet. En tegelijkertijd is dit niet voor te stellen. Net zo goed als het niet voor te stellen is dat God in ons woont en dat wij Zijn beeld zijn. Met het verstand is dat niet te bevatten of te verklaren. Dan valt alles stil in mij en misschien wordt daardoor de weg geopend naar dat grote geheim dat waar ik stil val in mijn beelden, mijn bevattingsvermogen, dat je daar dichter bij God zult zijn. Het is niet alleen in het bevatten dat God in mij of ons woont, dat maakt dat ik stil val. Mensen vallen vooral stil wanneer hen dingen overkomen die niet te bevatten of te verklaren zijn. Vaak heftige gebeurtenissen die de vraag oproepen naar de tegenwoordigheid van God of hoe dit zo heeft kunnen gebeuren. De verleiding is dan groot om al te snel met een antwoord te komen, zodat het stil vallen niet opgemerkt wordt. Maar juist in dit stil vallen, opent zich de mogelijkheid om dichter bij God te zijn. Omdat in het niet-weten, geen antwoord kunnen geven, geen verklaring, geen beeld, niets God oplicht als Degene die er is. Niet meer en niet minder. Zonder antwoorden. Maar wel als de Levende in mij. In jou.

 

Dag 146

 “God deed niets meer dan dit: Hij wilde het, sprak het en het was er.”

 

 

In een paar woorden wordt hier heel de wording van de schepping besproken. Een schepping die niet ooit heeft plaatsgevonden maar ook nu nog plaats vindt. Want ten diepste is alle leven door God gewild, gesproken zodat het er nu is. Dat betekent dat mijn leven een leven dat door God gewild is, gesproken en er nu is. Zoals dat voor mij geldt, geldt dit ook voor alle andere levens. Regelmatig is mij de vraag gesteld door een gedetineerde of zijn leven nog wel zin had, nu er dit of dat gebeurd was. Een leven waar velen in de maatschappij overigens wel een oordeel over hadden. Mijn antwoord was dan altijd hetzelfde: dat het niet aan mij was om daar een oordeel over te vellen. Maar vanwege het feit dat mijn gesprekspartner er nog was, ik de overtuiging heb dat zijn leven zin heeft omdat God hem gewild heeft. Soms botste die uitspraak op mijn menselijke gevoel maar daarom reden te meer om de zin van het leven wat mij betreft, uiteindelijk aan God over te laten. Hij immers wilde ons, ongeacht wat ik of ieder ander daarvan vind. Daarmee ben ik me ervan bewust dat niet alle vragen opgelost zijn. Maar ik geloof wel dat deze overtuiging ons behoedt voor een al te gemakkelijk spreken of een bepaald leven wel of geen zin heeft. Dat is in laatste instantie niet aan ons.

Aan de andere kant kan het ook heel erg lastig zijn om te kunnen zien en ervaren dat ieders leven zin heeft omdat het door God gewild is. Want niet iedereen leeft vanuit die overtuiging en sommigen zelfs in regelrechte strijd daarmee. Dan te geloven dat ieder leven door God gewild is, is niet langer meer een basisovertuiging maar een fundamenteel vertrouwen dat allereerst met en op God bevochten moet worden.

Dat God het leven wilde, sprak waardoor het er is, wil overigens niet zeggen dat het omgekeerde ook waar is. Dat als het leven er niet (meer) is, dat dit ook door Hem gewild zou zijn. Want God wil het leven en niet de dood. Daarmee is dit verhaal niet logisch volgens het menselijk denken. Want volgens de regels der logica zou als het één geldt, ook het andere moeten gelden. Maar dat God het leven wil, en daardoor alles schept tot en met de dag van vandaag, betekent voor mij: leven met de deze overtuiging, die tegenstrijdig is en ik zeker lang niet altijd begrijp. En daarom is deze eenvoudige uitspraak ook een herinnering aan hoe ik elke dag mag kijken naar de wereld en de mensen om mij heen. Ongeacht wat dan ook.

 

Dag 145

 “Hoe meer je in staat bent om je volledig terug te trekken uit alle krachten en alle dingen kunt vergeten, samen met wat die ook voor beelden in je achter laten, hoe verder je zult reizen weg van alle geschapen dingen en hun beelden en hoe dichter en meer ontvankelijk je zult zijn voor deze geboorte” (de geboorte van God in jezelf AvV)

 

In het leven doe je allerlei ervaringen op die sporen nalaten in je leven, dat kan zowel positief als negatief zijn. Daarnaast werken er ook allerlei krachten op je in waardoor je uit het lood kunt komen te staan, soms heb je dat lang niet door totdat je plotseling bijvoorbeeld in een burn out terecht komt. Al deze ervaringen en krachten die op je inwerken kunnen er voor zorgen dat je het zicht op jezelf verliest. En daarom al helemaal het zicht op God. Zo lees ik Eckhart tenminste en daarom raadt hij ons ook aan om je uit die krachten terug te trekken en de beelden die ermee samen gaan te vergeten, zodat je ontvankelijk kunt worden. Nu beweert Eckhart natuurlijk niet dat ik de boel maar de boel moet laten maar hij roept me wel op om in alles wat er op mij inwerkt, zowel vanuit het verleden als in het nu, terug te trekken voor zover het mij verhinderd om open en ontvankelijk te leven. Dat is al moeilijk genoeg want één van de krachten die op mij inwerkt, is het bezig moeten zijn omdat mij geleerd is dat ledigheid des duivels oorkussen is. De vraag daarbij is in hoeverre het altijd bezig (willen) zijn mij verhinderd om open te leven of is het bezig zijn soms ook een zaak van moeten. Als dat zo is, ben ik innerlijk niet vrij en zal mij dus ook niet kunnen openen voor mijn diepste zelf, voor God die ook in mij werkt. Het je bewust worden van die krachten is de eerste stap. Het je daarvan losmaken en je daaruit terugtrekken is een tweede. Maar wel belangrijk want alleen zo kan ik de beelden van hoe ik zou moeten leven of ik zou moeten zijn, loslaten. En daarmee ook de beelden van hoe ik vind dat de wereld zou moeten zijn of God. Het verrassende is dan dat waar dat allemaal losgelaten wordt, God in ons geboren kan worden. Voor Eckhart een heel belangrijk proces, waarvan ik het nog steeds heel lastig vind om me daar wat mij voor te stellen. Het zal in ieder geval iets van een moment zijn waarin ineens het besef van God, doorbreekt in heel mijn wezen. Dat ik opgenomen zal zijn in God en Hij in mij. Een moment van niets-weten maar in alles zijn. Dat moment begint met losmaken en achterlaten van beelden, verwachtingen en doelstellingen.

 

Dag 144

Het licht is in zichzelf tevreden, alleen op de meest innerlijke plaats, waar niemand verblijft. Het is zelfs dieper in je dan jij bent in jezelf. Het is de grond van de eenvoudige stilte, zonder beweging. En toch vanuit die stilte bewegen alle dingen en ontvangen alle dingen leven”.

 

Het is altijd lastig om de meest diepe religieuze ervaringen te beschrijven en dat gebeurt dan ook vaak met tegenstellingen, die heel vaak onbegrijpelijk overkomen. Toch geloof ik dat dit soort ervaringen inderdaad alleen met een bepaalde tegenstrijdigheid weer te geven zijn. Het licht, dat net zo goed met Hoofletter beschreven wordt, is daar, in zichzelf tevreden, op een plek waar niemand verblijft. Alleen al door het zo op te schrijven, wordt de stilte en de rust opgeroepen, maar ergens ook de onbereikbaarheid van dat Licht. Zo is het met God. Je kunt rust vinden in Hem, de Stilte maar er blijft ook wat onbereikbaar is, de innerlijke plaats waar ik niet kan gaan. Het is dieper in mij dan ik in mijzelf kan aantreffen. Een bodem onder de bodem in mij. Tegelijkertijd wordt hier wel gezegd dat dit Licht ook in mij is, in mij, hoewel misschien ergens onbereikbaar voor mezelf, is daar die eenvoudige stilte, zonder beweging. Zo af en toe vat ik daar een glimp van op, een kort moment en dan is het weer weg maar voldoende om inderdaad vanuit de stilte te laten bewegen. Aan de oppervlakte van ons leven gebeurt genoeg aan mooie dingen, maar ook verdrietige en soms heftig. Af en toe is ons leven aan de oppervlakte een kabbelende zee en soms slaan de golven hoog over je heen. Maar diep, heel diep in mij, is de plek waar alles stil valt en van waaruit het water stroomt. Eckhart laat nu zien dat ik vanuit die onderstroom, die stilte in beweging mag komen, waardoor het water aan de oppervlakte anders gaat stromen. Vanuit die diepe stilte wordt leven gegeven aan alles wat plaats vindt aan de buitenkant van mijn leven. Het verdrietige wordt daarmee niet minder verdrietig maar zal hoe tegenstrijdig ook, een ervaring zijn die ook vrucht gaat dragen.Met andere woorden: vanuit de stilte van mijn hart mag ik, alles wat er gebeurt, doorleven in het vertrouwen dat in werkelijk alles ook leven ontvangen wordt.

 

Dag 143

 "Je moet alle anderen, liefhebben, respecteren en hen beschouwen als jezelf en wanneer iets gebeurt aan een ander, of het nu goede of slechte dingen zijn, dan gebeurt dat aan jou. Wanneer je dat je gezegend ben in jezelf meer liefhebt dan in een ander, dan is dat verkeerd want als je je eigen gezegend zijn meer liefhebt dan in een ander, dan heb jij je zelf lief, (in plaats van anderen) en wanneer jij jezelf liefhebt, is God niet je enige liefde en dat is verkeerd.”

 

Al vaker valt het me op dat voor Eckhart de weg naar binnen, tegelijkertijd ook helemaal de weg naar buiten is. Soms lijkt het alsof het Eckhart alleen om het innerlijk te doen is en dat het uiterlijke handelen er niet toe doet, maar dit citaat laat het tegenovergestelde zien. Wat mij opvalt en raakt in dit citaat is hoe hij het liefhebben en respecteren van de ander volledig koppelt aan de onvoorwaardelijke solidariteit met de ander: ‘wanneer iets gebeurt aan een ander, of het nu goede of slechte dingen zijn, dan gebeurt dat aan jou.’ Dat is iets wat ik zeker herken bij de mensen die dicht om me heen staan en van wie ik veel hou. Maar Eckhart trekt de cirkel veel breder. En daar word ik geraakt. Want wat betekent dat, wanneer ik bijvoorbeeld denk aan de minderjarige vluchtelingen op Lesbos? Kinderen in Jemen die ondervoed sterven ten gevolge van de jarenlange strijd die er gaan is. Het kan niet aan mij voorbij gaan. En precies op dit moment, luisterend naar psalmmuziek, hoor ik de woorden: ‘waar liefde woont, gebiedt de Heer zijn zegen, daar woont Hij zelf, daar wordt Zijn heil verkregen.’  Woorden die nu anders klinken. Want waar ik lief kan hebben, waar wij lief hebben, kunnen we niet meer voorbij gaan aan wat anderen overkomt. Ook al is dat aan de andere kant van de wereld. Het betekent ook dat wij een plek, een huis kunnen bouwen waar de Heer zelf woont: een huis van liefde. Dat wij het in ons hebben om de Heer te laten wonen, is voor mij haast onvoorstelbaar. Maar het komt wel overeen met wat Eckhart hier en op andere plaatsen zegt: als ik vooral mijn eigen gezegend zijn kan zien, ben ik niet bezig met de God, en dus ook niet bezig met de liefde. 

 

Dag 142

 “Alsjeblieft, mensen worden heilig genoemd om wat van hen gezien wordt dat ze doen maar van binnen zijn het ezels want ze weten niet de werkelijke betekenis van goddelijke waarheid. Ze staan in grote hoogachting door mensen die niet beter weten. Mogen ze rust vinden in de hemel vanwege hun goede intenties maar van de armoede waarover we nu willen spreken, weten zij niets.

 

Armoede is voor Eckhart een erg belangrijk begrip. Hij doelt daarbij op de geestelijke armoede die op verschillende manieren gestalte krijgt: in het niet willen, in het niets weten en het niets hebben. Het gaat er dus volgens Eckhart dus om dat je jezelf oefent om volledig ‘arm’ te worden door in God op te gaan. En dat kan alleen door innerlijk alles los te laten, vooral alle beelden die we hebben van God. Dat is natuurlijk heel moeilijk. Want ik leef met wat ik heb, ik leef met beelden en ook mijn wil is vaak niet afgestemd op God. Maar Eckhart wijst in dit citaat wel alvast een stukje van de weg. Want hij haalt uit naar mensen die vooral als heilig gezien worden om wat ze doen. Maar dat betekent helemaal niets want vanbinnen kunnen ze zo vast zitten aan hun eigen beelden en daden, dat het nooit tot een werkelijke ontmoeting met God kan komen. Het heeft dus geen enkele zin om naar anderen te kijken en zeker niet om tegen hen op te zien. Want dat brengt jou of mij niet dichter bij jezelf en dus ook niet bij God. Als het dus geen zin heeft om naar anderen te kijken in wat ze doen, hoe goed ook, dan heeft het dus ook geen zin om naar mezelf te kijken in wat ik allemaal doe. En dat is bevrijdend. Want in het kijken naar wat ik doe, valt bij ook te binnen wat ik allemaal had moeten doen of zou moeten willen of zou moeten weten. Dat is op geen enkele manier helpend en ook zinloos. Want het gaat er juist om dat ik leer te leven vanuit het diepst van mijn ziel. Open en ontvankelijk. Zonder te weten en te willen. Maar mij te laten drijven op en door de golven van de Liefde van God, die daar op de bodem van mijn bestaan te vinden is. Waar aan mijn weten een einde komt. Mijn willen opgenomen wordt in de wil van God en mijn handelen een uitdrukking is van Zijn liefde. En met dat ik dit opschrijf, is daar de gedachte al weer: ‘doe ik dat wel.?’ ‘Doe ik dat voldoende?’ Het is niet gemakkelijk om echt geestelijke armoedig te leven. Maar wel een doel om naar te streven.

 

Dag 141

 “Het is niet dat we ons innerlijke zelf zouden moeten achterlaten, verwaarlozen of ontkennen maar we moeten leren om daarbinnen te werken, ermee samen en er vanuit en wel op zo’n manier dat de innerlijkheid effectieve actie wordt en de effectieve actie weer terugwijst naar het innerlijk en zo raken we gewend aan het handelen zonder enige dwang of dwangmatigheid. Daarom moeten we ons concentreren op het vragende innerlijk en van daaruit handelen, of het nu is door te lezen, te bidden of als het passend is, een vorm van uitwendige actie.

 

Daarom moeten we ons concentreren op het vragende innerlijk en van daaruit handelen. Wat een prachtige zin. Nadat Eckhart eerst heeft uitgelegd dat het innerlijk en het uiterlijke handelen op elkaar afgestemd moeten zijn, komt dan deze zin. Het vragende innerlijk. Dat roept natuurlijk direct de vraag op waar het innerlijk dan naar vraagt. Voor mij kan dat niet anders zijn dan het verlangen of de vraag naar God, schoonheid, liefde en rechtvaardigheid. Die vier zijn voor mij onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het is dit verlangen dat ook oproept tot handelen maar het kan zich niet verliezen in alleen het handelen. Want dan raak je de verbinding met je innerlijke drijfveer, je innerlijke verlangen kwijt. Voor mij is dat altijd een balanceren. Misschien juist wel vanwege het gegeven dat je vanuit innerlijke drijfveren wilt handelen. Het is een verlangen naar bijv. rechtvaardigheid dat je drijft. Of het verlangen naar liefde waardoor je anderen met zorg bij wilt staan. Dan is voor mij het risico dat ik alleen nog maar bezig ben. Dan komt het er op aan om je effectieve actie weer terug te laten wijzen naar je innerlijk. Ik hoor dat zo dat ik soms geraakt wordt door dat ineens bij mij doorbreekt, dat ik bezig ben met iets wat overeenkomt met waarnaar ik verlang, of samenvalt met mijn innerlijke drijfveren. Dan valt voor een moment samen waarnaar ik verlang en even voor mijn ogen zie gebeuren. Zo zal alle handelen terug mogen verwijzen naar mijn innerlijke drijfveer en omgekeerd. Het is de kunst om daarvan bewust te blijven en niet te schieten in een altijd maar bezig zijn. Maar werkelijk te leven vanuit waarnaar ik verlang.

 

Dag 140

 “We zouden mogen rusten, tevreden met niets, hoe goed het ons ook toe schijnt, zodat, wanneer we onszelf onder druk voelen of beperkt, het dan duidelijk is dat we meer bewerkt worden dan dat we werken. En zo mogen we leren om in een relatie van samenwerking met God binnen te komen.”

 

Gelet op dit citaat is het kennelijk van alle tijden om te druk te zijn of je ingeperkt te voelen door alles waar je bezig bent.  Hierdoor komt de innerlijke rust en tevredenheid onder druk te staan. Het raakt me dat Eckhart dan opmerkt dat het duidelijk is dat wij meer bewerkt worden dan dat we werken. Een manier van beschrijven die in één klap duidelijk maakt hoe het werk je in de greep kan krijgen waardoor je meer bewerkt wordt dan werkt. Voor mij is dit een risico dat op de loer ligt en als deze hele periode van Corona mij iets heeft geleerd, is het dit wel: er op letten dat ik werk en niet bewerkt wordt. Deze stukjes zijn hiervan ook een uitdrukking omdat ze voor mij ook helpen om de innerlijke rust en vrijheid te bewaren. Het reflecteren op dit citaat heeft daarom nu vooral op mij de uitwerking dat ik stil val. En rust ervaar. Geen gedachten of inzichten. Maar rust waarvan ik weet dat die voorwaarde is tot werken. En om tot samenwerking met God te komen. Door dit zo te schrijven, val ik opnieuw stil. Dat de mens, jij, ik, als partner in de samenwerking met God, wordt gezien door Eckhart is bijzonder. Hij spreekt niet van het volgen van God. Maar samenwerken met God. Waarmee de mens een ongelooflijke verantwoordelijkheid geschonken wordt. Een verantwoordelijkheid die alleen gedragen kan worden vanuit de rust, de tevredenheid met het niets. Omdat dit tegelijkertijd de vindplaats is waar ik mij omringd mag weten door God, met wie ik mag werken.

 

Dag 139

 “Het is niet genoeg om deugdzame werken uit te voeren, door gehoorzaamheid te oefenen, of armoede te aanvaarden, of schande of de nederigheid te oefenen of onthechting op één of andere manier. In plaats daarvan zouden we ons onafgebroken moeten uitstrekken totdat we de essentie en grond van de deugd hebben gevonden. We kunnen zien dat we die grond hebben gevonden omdat we ons dan niet meer afvragen of we wel voldoende zijn toegewijd aan één van bovengenoemde deugden en zonder de eerdere voorbereiding van de wil om die deugd uit te oefenen. In plaats daarvan zal de deugdzame handeling spontaan gebeuren uit de liefde voor de deugd, zonder je zelf af te vragen waar het toe dient. Alleen dan zullen we het perfecte bezitten van de deugd bereikt hebben.”

 

Regelmatig bekruipt mij de vraag of ik wel voldoende doe. Of mijn levensstijl wel in overeenstemming is met wat ik geloof. Of ik de minste ben geweest, wel voldoende geef, of ik wel genoeg milieubewust ben en leef. En bij alle vragen die mij bekruipen, kan ik wel iemand bedenken die er beter in is dan ik. Vragen die, zo begrijp ik, niet alleen in mij opkomen. Maar ik denk dat elke gelovige zich regelmatig afvraagt of het allemaal wel voldoende is. Vragen die je niet verder helpen en ook niet helpend zijn. Eckhart laat me hier zien dat, zolang ik mij nog dit soort dingen afvraag, nog niet de essentie van het handelen bevat. Ofwel de grond van de deugd en dat is God zelf. Hij is de bron van alle goed en daarom is het voldoende om in eenheid met God te leven, zonder me af te vragen of ik het wel goed doe of juist niet. Ik mag er op vertrouwen dat het goede dan in mij en door mij gedaan wordt. Dat is ook bevrijdend. Maar ook een heel proces. Niet voor niets zei een andere voor mij erg inspirerende dominee, Dietrich Bonhoeffer, dat het hele probleem van de mensheid is dat ze de kennis van goed en kwaad wilden hebben. Daarmee is de ellende begonnen. Want ze hadden die kennis niet hoeven te hebben omdat ze in eenheid met God leefden. Als je dat lukt, dan vallen de vragen weg of het wel genoeg is, of het wel goed is. Of de vraag of het wel zin heeft en ergens toe leidt. Allemaal vragen die me afleiden van waar het om gaat: leven bij de Bron zelf en dan zal het water vanzelf stromen.

 

Dag 138

 “Want we zouden moeten zijn zoals onze Heer ons gezegd heeft: ‘Je moet altijd zijn zoals hen die altijd op de uitkijk staan en op hun Heer wachten’ (Lucas 12,36) Werkelijk, zulke waakzame mensen zijn alert en staan altijd op de uitkijk voor hun Heer, op wie ze wachten. Ze kijken uit om te zien of Hij niet bij geval verborgen is in wat hen overkomt, hoe vreemd dit voor hen ook moge zijn.”

 

Het altijd op de uitkijk staan en op de Heer wachten. Hoe moeilijk is dat. Hoe vaak word ik niet in beslag genomen door allerlei alledaagse dingen en sta ik niet stil bij het gegeven dat de Heer mij tegemoet zou kunnen treden. En ook als ik al op de uitkijk zou staan, dan valt het lang niet altijd mee om de Heer te herkennen. Want ik lees in deze uitspraak van Eckhart een oproep om Hem ook te zoeken waarin Hij voor mij verborgen is. God die voor mij niet zichtbaar wordt omdat het mij te vreemd of te onvoorstelbaar is dat God mij in die persoon of die gebeurtenis tegemoet zou kunnen treden. Dat laatste komt binnen bij me. Want het dwingt me er over na te denken over situaties en personen waarvan ik me niet kan indenken dat in hen iets van God mij tegemoet zou treden. Dan gaat het wat mij betreft over situaties of personen die ik akelig vind omdat er alleen aan eigen belang gedacht wordt. Zo zag ik een nieuwsitem over een chemische milieuvervuiling in Rusland door een fabriek waarbij de directeur willens en wetens alle wetten overtrad, uit eigen winstbejag. Hoe zou God mij in zo’n situatie tegemoet moeten treden? Wat ik voel is boosheid en verontwaardiging over zo’n handelswijze. Het is ook kwaad. Maar hoe God mij daarin tegemoet treedt? Misschien in de boosheid over zoveel niets ontziend egoïsme? Of: in de mensen die de gevolgen moeten dragen van een dergelijk handelen? Dat laatste gaat me overigens gemakkelijker af om mij daar iets bij voor te stellen. Hoe dan ook: de oproep van Eckhart om altijd op de uitkijk te staan, is voor mij geen overbodige oproep. Want dat God mij altijd tegemoet treedt, dat is zeker. Nu moet ik het zelf alleen nog leren zien.

 

Dag 137

 “In ware gehoorzaamheid zou er niet een: ‘ik wil dat dit of dat gebeurt.’ Of I wil dit of dat hebben’ maar alleen een puur uitgaan van wat is van onszelf. En daarom is de beste manier waarop we kunnen bidden niet een ‘geef me deze deugd of vroomheid’ of een ‘ja, Heer, geef me jezelf of eeuwig leven’ maar beter is het te bidden: ‘Heer, geef me alleen wat U wil en doet, Heer, alleen wat U wil op de manier waarop U dat wil.’

 

In het Bijbelboek Job is het centrale thema of Job van God kan blijven houden om niet. Is de liefde tot God voor Job geheel belangeloos of vervaagt die wanneer Hij van God niets te verwachten heeft? Dat blijft een spannende vraag voor ieder mensenleven. Wanneer Eckhart schrijft dat de ware gehoorzaamheid niet ligt in het aan God vragen, om dit of dat, maar dat het gaat om jouw wil op te laten gaan in die van God, dan gaat het om in wezen om hetzelfde punt. Want natuurlijk heeft Job niet gewild dat hij zijn bezittingen verloor of zijn kinderen. Het leverde hem een jarenlang gevecht met God op totdat Job zich tenslotte kon overgeven aan God in het vertrouwen dat God betrouwbaar is. Job is daarin voor mij tot een groot en inspirerend voorbeeld. In de loop van mijn leven, probeer ik mijzelf steeds meer over te geven. Er zijn in mijn leven dingen gebeurd die ik niet wilde. Een paar van die gebeurtenissen waren heftig, waarvan één moment mijn leven lang heeft gestempeld. Maar zonder nu afbreuk te doen aan het verdriet, pijn of onrecht die deze gebeurtenissen opleverden, probeer ik mij ook steeds meer de vraag te stellen of dit alles dan reden zou zijn om niet meer van God te houden? Het antwoord is nu voor mij duidelijk. Dat betekent voor mij nu dat als het leven niet gaat zoals ik had gewild, dit misschien betekent dat God mij wil zeggen dat ik mij over mag geven in vertrouwen aan Zijn wil. Waarmee ik niet wil zeggen dat je niet voor genezing, vrede of een einde van armoede in de wereld zou mogen bidden. Ik geloof niet dat Eckhart dát had willen zeggen. Maar als de genezing, ondanks het gebed, uitblijft, is dat dan een reden om ons teleurgesteld af te wenden van God? Ik hoop het niet. Want het is wat mij betreft ook een misvatting dat God voor ons allerlei rampspoed zou willen. Dat zeker niet. Maar het overgeven van mijn wil aan die van God, betekent voor mij dat ik mij probeer te oefenen om, wat er ook gebeurt en wat ik ook niet wil, de weg van liefde te gaan. De weg gaan in verbondenheid met God. Een weg die zal leiden tot een één worden in Hem.

 

Dag 136

 “Onze Heer zegt in de Psalmen van een goede man dat Hij met hem is in zijn lijden.”

 

In deze periode voor Pasen staan we stil bij de weg die Jezus ging tot en met de dood. Voor mij is dat nog steeds een niet te bevatten gebeuren. Dat God in Zijn Zoon zo naast ons wilde staan, of zo in ons aanwezig wil zijn, dat Hij ook onze eindigheid en onze dood wil delen. Het betekent voor mij dat God zich juist wilde laten kennen door met ons de pijn en schuld te dragen. Met dat ik dit schrijf, stel ik mezelf de vraag wat dit dan concreet betekent in het licht van al die mensen die dit op geen enkele manier kunnen ervaren. Voor wie het leven duister is en duister blijft zonder een spoor van God in die duisternis te ervaren. Dat is in ieder geval ook de ervaring van Jezus zelf geweest toen Hij uitriep: ‘mijn God, mijn God, waarom heb je mij verlaten.’ De Zoon van God, door God zelf verlaten terwijl dit natuurlijk niet kan. Het wordt daarom niet voor niets Pasen. Opstanding en teken dat God zijn Zoon niet loslaat, ook niet los kan laten wat Hij deelt in Hem en de Zoon deelt in God. En zo geldt dat ook voor ons. God deelt in mij en ik in Hem. God deelt in jou en jij in Hem. En zoals wij delen in God, zo delen wij ook in elkaar. Voor mij is dit niet een theologische leerstelling maar een ervaring die ik, tot mijn eigen verbijstering leerde, op het moment dat het tot op het diepst in mezelf doordrong dat er plekken zijn in het leven die zo godverlaten lijken, zo duister, dat iemand geen uitweg ziet. Dat lijden komt iemand of ik niet te boven door het uit de weg te gaan op wat voor manier dan ook, maar door het samen te delen. Omdat ik geloof dat God dit ook met ons deelde.

 

Dag 135

 “Een perfecte en ware wil kan alleen bestaan wanneer wij helemaal opgenomen zijn in Gods wil en niet langer onze eigen wil hebben. Wie dit doet, te meer en meer, zal meer en meer geworteld zijn in God. Inderdaad is een eenvoudig Ave Maria gesproken in die Geest, wanneer wij onszelf hebben ontledigd van ons zelf, is meer dan het herhalen van 1000 psalmen zonder dat. Sterker nog: één enkele stap zou beter zijn met dit dan de hele zee oversteken zonder dat.”

 

Op de geloofsweg is een belangrijk aspect altijd het gegeven dat een mens zijn wil probeert af te stemmen op Gods wil. Waarbij het allereerst al een moeilijkheid is dat voor mij lang niet altijd duidelijk is wat Gods wil is en vervolgens blijft het lastig om mijn wil in die van God op te laten gaan. Ik zie vooral de momenten waarop dat niet het geval is. Terwijl ik wel geloof dat ik en ieder mens volledig tot zijn of haar bestemming komt, wanneer de wil in de wil van God is opgenomen. Dan is inderdaad die ene stap meer waard dan een hele zee oversteken. Ondertussen blijft het voor mij een openstaande vraag wat dan de wil van God is. Om eerlijk te zijn, is er ook iets in mij dat dit zo wil laten. Want een heel vast omlijnd idee van wat God zou willen, leidt meestal niet tot veel goeds. En dus probeer ik te leven in die openheid van het niet weten en te leven vanuit de overgave. Want daar heeft het laten opnemen van mijn wil mee te maken. Overgeven betekent ook dat ik mij misschien niet zo veel af moet vragen, maar het aan mij laten gebeuren. Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede… zonder dat ik weet wat dat zou zijn. Maar die Wil in mij laten gebeuren, in vertrouwen dat God weet wat Hij doet en niets zal doen wat tegen mijn natuur, mijn wezenlijke zelf ingaat. 

 

Dag 134

 “Want met God kunnen we niets missen. We kunnen niet langer meer iets missen met God dan God kan. Behalve de ene weg van God dan en trekken dan al wat goed is daar naartoe.”

 

Eckhart gebruikt hier een zeer gecompliceerde zin, waarvan allereerst al de vraag is hoe het precies zit. Maar het lukt mij niet om deze zinnen te snappen. Want wanneer er staat met God kunnen we niets missen. Dan kan dat opgevat worden als: ‘dan kunnen we niets afstaan.’ Wanneer iemand niets kan missen, is dat doorgaans niet positief. Zo iemand zit vast aan zijn geld of goederen. Zo zal het citaat niet bedoeld zijn. Met God kunnen we niets missen. Dat kan ook gehoord worden als dat God  alles in ons vervuld, waardoor we niets missen. In de zin van: we komen niets te kort. Daar wil ik bij stil staan. Want het roept de vraag op of dit voor mij wel zo is. Mis ik werkelijk niets? Er zijn momenten waarop dit het geval is maar er zijn ook momenten waarop ik toch echt een gemis ervaar. Dat hoeft niet direct materieel te zijn. Het kan ook gaan om zaken als het ervaren of ontvangen van erkenning. Opvallend is het dat Eckhart niet in detail treedt over wat we allemaal zouden kunnen missen. Er is maar één zaak die we kunnen missen: en dat is die ene weg van God. En daarmee komt een derde betekenis van het missen naar voren: het missen van de weg. Wanneer je één afslag mist, kom je echt op een andere weg. Eckhart laat zien dat het hier om gaat dat wij die ene weg niet missen: de weg van God en alles wat goed is, mag ik op die weg plaatsen. Alles wat van mij zelf is, alles wat ik van God ontvang, al het goede mag ik meenemen en plaatsen op die weg. Ik hoor daarin dat ik met alles wat in mij is, die weg mag gaan. En dan kun je niets missen. Of de afslag niet missen. Zolang ik het goede en mijzelf maar breng op die ene weg. En waar ik dan toch een gemis ervaar, is dat voor mij een waarschuwing die afslag niet te nemen. Omdat ik dan op een heel andere weg kom: de weg van het niet te verzadigen of te repareren gebrek.

 

Dag 133

 “Zoals we God nooit te veel lief kunnen hebben, kunnen we hem ook nooit te veel vertrouwen. Niets van wat we doen kan nooit zo passend zijn als God volledig vertrouwen. Hij is nooit opgehouden om grote dingen te bewerken door hen die God veel vertrouwen en Hij heeft duidelijk getoond aan die mensen dat hun vertrouwen geboren is uit liefde. En liefde bezit niet alleen het vertrouwen, maar ook de ware kennis en de onwrikbare zekerheid.”

 

Jaren geleden zei een moeder tegen haar ernstig zieke zoon dat hij meer geloof en vertrouwen moest hebben. Dan zou hij wel beter worden. De zoon wist dat hij niet beter kon worden en werd wanhopig door deze opmerking van zijn moeder.  Op deze manier oproepen tot vertrouwen, kan onbarmhartig zijn. Vreemd genoeg wordt vaak degene die getroffen wordt door ziekte of ramspoed geadviseerd om vertrouwen of meer vertrouwen te hebben. Maar Eckhart koppelt de oproep om te vertrouwen niet aan bepaalde moeilijke situaties, zoals deze moeder. Het is ook geen vertrouwen dat je krijgt wat jij wilt hebben. Maar het is een vertrouwen waar je nooit te veel van kan hebben. Wanneer ik daar over nadenk, wat dit vertrouwen inhoudt, dan betekent dit dat er een fundamenteel besef is van de liefde van God naar mij toe. En dat Hij dus nooit iets met mij zou doen om mij te beschadigen. Dat Hij mijn leven blijft dragen! Dat ik, wat er ook gebeurd verbonden ben in Hem, omdat ik uit Hem ben. Dat betekent niet dat ik dan gevrijwaard wordt van alle rampspoed. Of dat vertrouwen een garantie zou zijn op gezondheid, genezing of wat dan ook. Het is een vertrouwen op God om niet. Vertrouwen omdat Hij te vertrouwen is, geboren uit liefde. Het raakt me ook dat in dit citaat wordt gezegd dat God grote dingen bewerkt door hen die God veel vertrouwen en Hij duidelijk heeft aangetoond dat dit vertrouwen geboren is uit liefde. Ik lees dit citaat dan ook niet zo zeer als een oproep of vermaning naar anderen toe om meer te vertrouwen maar als een oproep naar mijzelf toe. Want naarmate ik het vertrouwen heb, zullen anderen de grote werken van God zien. Gisteren sprak ik een moeder met een ernstig verstandelijk beperkte zoon, die ook ernstige gedragsproblemen vertoonde. Ze heeft een moeilijke weg met haar zoon te gaan, maar zei ze: ‘ik kan wel moeite hebben met zijn gedrag, maar ik geloof ook dat God naar mijn zoon aankijkt en tot hem zegt: ‘je bent precies zoals Ik bedoelde dat je zijn zou.’ Daardoor hou ik het vol. In haar vertrouwen, zal haar zoon zien dat God grote dingen bewerkt, ook voor hem. 

 

Dag 132

 “Hij kwam naar voren, en verheugde zich als een bruidegom en hij onderging de kwellingen van de liefde. Toen keerde Hij terug naar Zijn geheime kamer in de stilte en stilheid van het eeuwigdurende Vaderschap.”

 

Een citaat om vooral stil bij te zijn en mij inwendig te richten op die geheime kamer waarin de Bruidegom zich stil houdt in het eeuwigdurende Vaderschap. Wanneer ik zo naar binnen keer, zie en ervaar ik de verborgenheid van deze Bruidegom terwijl ik ook weet hoe Hij met Zijn liefde naar buiten is getreden. Maar nu dan de stilte, die in zichzelf rust. Een eeuwigdurend Vaderschap dat als een kom onder mijn leven staat en waarin al het leven bewaard wordt in een oneindige rust. Stilte als uitdrukking van afwezigheid en verlangen maar die tegelijkertijd ook alle geluiden vult met een zachte, niet te horen trilling van liefde. De Bruidegom die zich over mij heen boog en mij aankeek en mij de weg wees naar de stilte, waar ik nu verblijf, de bodem van mijn bestaan. Waar ik overigens niet zal vinden maar gevonden zal worden: Een stilvallen in Zijn liefde. 

 

Dag 131

 “Iedereen is er op gespitst om af te rekenen met wat het meest gehaat is in hemzelf en dus hoe groter en ernstiger onze zonden zijn, hoe meer God onmeetbaar bereid is en snel om ze te vergeven, omdat ze ook door Hem gehaat worden. En in het geval dat het berouw dat van God komt en naar Hem opstijgt, zullen al onze zonden sneller verdwijnen in de afgrond van God, dan het oog kan knipperen. Ze worden zo volledig uitgewist alsof ze nooit hebben bestaan, vooropgesteld wel dat we het perfecte berouw hebben.”

 

Deze zinnen van Eckhart roepen allerlei ervaringen en gevoelens bij me op. Het eerste dat in mij opkomt, is de gedachte dat het zo simpel niet werkt. Misschien dat onze zonden voor God sneller verdwijnen dan ons oog kan knipperen, dat neemt niet weg dat dit lastig is om dat zelf ook zo snel te kunnen ervaren. Want geloven dat God je vergeeft, is één ding. Maar daarnaast jezelf kunnen vergeven, is een ander. Natuurlijk speelt daarin mee het berouw dat je zelf naar beneden haalt. Het berouw dat dus niet van God komt. Maar dat is het niet alleen: het je richten op het goede en Gods vergeving, is een proces wat soms vele jaren kost. Daarnaast is er een aspect in dit citaat, wat Eckhart niet benoemt maar er wel is: nl. het gegeven dat in de zonde die iemand begaat, er doorgaans ook een partij is die daarvan het slachtoffer is. In dit citaat maar ook in andere citaten van Eckhart komt de kant van het slachtoffer niet naar voren. Wanneer Eckhart opmerkt dat de zonden volledig worden uitgewist alsof ze nooit hebben bestaan, dan is dat natuurlijk een intens bevrijdende boodschap voor degene die ze heeft begaan. Maar degene die slachtoffer werd, zal zeer waarschijnlijk niet kunnen beamen dat ook voor hem de zonden uitgewist werden alsof ze nooit hebben bestaan. Het is om die reden dat dit citaat ook weerstand in mijzelf oproept. Het is als de gedetineerde die een lange straf uitzat vanwege meerdere levensdelicten, tegen mij zei: ‘ik begrijp niet waarom ik niet word vrijgelaten want God heeft me allang vergeven.’ Voor hem waren de slachtoffers niet in beeld en zo lijkt dat hier in dit citaat ook niet te zijn. En dat maakt dat ik er niet mee uit de voeten kan. Want vergeving ontvangen, begint m.i. altijd met een spijtbetuiging of schuldbekentenis. Een vraag om vergeving naar God toe, maar ook naar jezelf én naar degene die slachtoffer werd van jouw fout of zonde. Ik kan het niet anders zien dan dat dit een heel lastig en ingewikkeld proces is en waarbij uiteindelijk een ieder toch moet leren leven met de gevolgen van wat fout is gegaan.

Tegelijkertijd is er ook een deel in mij dat gelooft dat het waar is dat God vergeeft in een moment kleiner dan het knipperen van mijn ogen. Maar voor mij is het dan nog een vraag hoe dit zich verhoudt met wat ik hiervoor schreef. Die vraag ligt voor mij nog open.

 

Dag 130

 “Er zijn twee wegen van berouw. De één behoort tot de tijd en onze zintuigen en de andere is bovennatuurlijk en komt van God. De tijdelijke vorm trekt ons naar beneden in een nog groter lijden en dompelt ons onder in wanhoop alsof we in een hopeloze staat zouden verkeren. En zo kan ons berouw geen uitweg vinden uit ons lijden. Er komt niets voort uit dit type berouw. Maar het berouw wat uit God komt, is totaal anders. Zodra we ongemakkelijk worden, reiken we direct omhoog naar God en beloven met vastberaden wil om ons van de zonde af te wenden. Dat betekent dat we onszelf opheffen naar een groter vertrouwen in God en daardoor een gevoel van zekerheid winnen. Dat geeft ons gelovige vreugde en verheft onze ziel uit het lijden en wanhoop en bindt haar in God.”

 

Hoewel het voor mij niet veel moeite kost om toe te geven wanneer ik iets fout heb gedaan en daarop gewezen wordt of dat zelf inzie, is het naar mij zelf toe een ander verhaal. Het maken van fouten vind ik lastig en doorgaans leidt het bij mij ook tot een eindeloos malen in mijn hoofd hoe ik het had kunnen voorkomen en als het niet meer te herstellen is, zit het me behoorlijk dwars. Het liefst had ik de fout niet gemaakt en als het dan toch gebeurd is, bezorgt het me niet zelden een wanhopig gevoel. Een gevoel dat ik overigens ook regelmatig bij anderen tegen kwam en kom. Het is lang een deel van mijn werk geweest om te spreken met mensen die flink de fout in gegaan waren en worstelden om daarmee in het reine te komen. Maar nog niet eerder las ik het over de twee wegen van berouw. Het eindeloos malen, het wanhopige gevoel, het jezelf naar beneden halen, is een vorm van berouw die niet wortelt in God. Daarom is het ook een vorm van berouw die tot niets leidt. Maar er is ook een andere manier om er mee om te gaan. Niet een naar beneden reiken door in jezelf te blijven graven maar een je uitstrekken naar God in vertrouwen. Vertrouwen dat Hij het je niet aanrekent. Vertrouwen dat Hij je de moeite waard vindt. Vertrouwen dat je de fout niet nog een keer maakt. Omdat ik me richt op wat goed is, God, en me niet bezig houdt met het negatieve, stel ik me op een weg van het anders willen doen en daarin gaandeweg ook meer zekerheid en nog meer vertrouwen win. Met dit citaat laat Eckhart zien dat hij een moderne coach is die zijn gesprekspartners oproept om allereerst stil te staan bij wat goed ging en je daar op te richten: het goede of God als bron van wat mijn handelen mogelijk maakt. Ook de bron waar ik mijn berouw mag achterlaten. En zo word ik steeds meer gebonden in God, in vreugde. 

 

Dag 129

 “Dit is ook wat bedoeld is, wanneer de liefhebbende ziel zegt: ‘Mijn hart opende zich voor mijn geliefde, maar hij heeft zich teruggetrokken en is weggegaan. Mijn ziel werd zwakker toen hij sprak.

Ik zocht hem maar kon hem niet vinden. Ik riep hem maar hij gaf geen antwoord. (1 Salomo 5,6 in de woorden van Meister Eckhart)

 

In dit fragment beschrijft Meister Eckhart de ervaring van iemand die gelovig is en zich geraakt weet door Gods liefde maar nu God niet meer kan vinden. Het is een schrijnende ervaring die veel gelovigen ten deel valt. Van moeder Theresa is bekend dat zij een groot deel van haar leven doorbracht zonder iets van God te ervaren, of zich door Hem gesteund te weten. Ze is haar werk in de sloppenwijken begonnen omdat zij zich duidelijk geroepen voelde door God via Jezus. Dat was een doorslaggevende en intensieve ervaring. Maar daarna werd het duister binnen in haar. Waarmee een lange periode van een naar haar gevoel god verlatenheid en dorheid aanbreekt. 36 Jaar later schrijft ze: “Ik besef dat als ik mijn mond open doe om mijn zusters te onderrichten of aan de mensen over mijn werk te spreken, hun dat licht brengt, vreugde en moed. Maar dat heeft op mij niet het minste effect. Van binnen is alles duister en ik voel mij totaal door God verlaten.” Ik wil dit voorbeeld noemen omdat maar al te vaak, wanneer mensen dit overkomt, het gezien wordt als een gebrek aan geloof. Eckhart kijkt er zo niet naar. Het is geen gebrek aan geloof. We weten ook niet waarom iemand dit overkomt en regelmatig dus ook voor zo’n lange periode. Want Moeder Theresa is niet de enige die haar leven in vroomheid doorbracht zonder nog één keer de steun van God gevoeld te hebben. Toch ging ze door met wat zij volgens haar overtuiging en roeping, moest doen. En bleef ze, naar haar gevoel, tevergeefs zoeken naar God. Voor mij is dit voorbeeld, samen met het citaat van Eckhart, een bemoediging om op een andere manier te kijken naar de ervaring van god verlatenheid. Het is geen gebrek aan geloof maar eerder een diep gemis en een diep verdriet om iemand die je tot op het diepst van je ziel mist. Het is een zware weg die een gelovige dan gaat. Waarin iemand begeleidt mag worden. Want als God er dan niet is, naar de beleving van die persoon, dan mogen er toch op zijn minst mensen zijn die er wel voor hem zijn.

 

Dag 128

 “En St. Paulus wist dit zo goed toen hij zei: “Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, nog engelen, noch overheden, noch machten, noch iets dat nu is, of dat komt, noch hoogte, noch diepte, noch enig schepsel in staat zal zijn ons te scheiden van de liefde van God, die in Christus Jezus is, onze God.”

 

Dit prachtige gedeelte van Paulus is een uitdrukking dat wij nooit gescheiden kunnen zijn van de liefde van Christus Jezus, die onze God is. Het is niet verbazingwekkend dat Eckhart dit gedeelte nu citeert omdat het voor hem ook beantwoord aan een diepe ervaring of kennis dat wij altijd verbonden zijn met God omdat wij in wezen één zijn. Het vers is voor mij erg bekend en vervulde een belangrijke rol op beslissende momenten in mijn leven. De tekst beantwoordde voor mij aan een diepe intuïtie dat wij niet gescheiden kunnen raken van God. Hoewel dus zo bekend voor mij, viel vandaag mijn oog op het gedeelte:’ dat noch dood, noch leven….’, waarbij ik vooral stil bleef staan bij het leven. De tekst is vooral voor veel mensen een troost te beseffen dat zelfs de dood je niet kunt scheiden van God. Maar ook het leven dus niet. In het leven van mensen kan er heel veel gebeuren of is er gebeurd, waardoor het lang niet altijd gemakkelijk is te geloven dat er een God is met wie je verbonden bent. Of dat je leeft vanuit een kracht die we de Geest van God noemen.  Want je kunt je zo machteloos voelen. Of door God in de steek gelaten of in ieder geval dat hij zich niet bekommert om jou. Of je hebt zoveel meegemaakt dat het geloof dat er een God is, die goed is en overweldigend in zijn liefde, absurd lijkt. In die gevallen lijkt het alsof het leven zelf je scheidt van de Liefde van God. Voor mij geldt ook dat ontwikkelingen in de wereld verder weg, mij af en toe doen vragen of er wel een God is, wanneer ik de onverschilligheid van sommige politieke leiders zie die alleen uit zijn op eigen macht en geen enkel middel schuwen. Dan is daar deze tekst dat ook het leven zelf met alles wat daarin is, mij niet kan scheiden van God. Dat is niet te begrijpen en niet te bevatten. Maar mijn intuïtie zegt dat het waar is. En daar wil ik naar luisteren.

 

Dag 127

“Dus de ziel jaagt voortdurend na want ze houdt vast aan dit weten door niet te weten.”

 

Diep in de mens verscholen ligt zijn ziel. Het is altijd lastig om je voor te stellen wat de ziel nu precies is. Voor mij is de ziel de meest werkelijke kern van de mens. Voor Eckhart is de ziel de vindplaats van God. Of beter gezegd: het is de plek waar God en mens één worden. En voor veel mensen is de ziel datgene wat na het overlijden opgenomen zal worden in de hemel, bij God. Waarmee ook uitgedrukt wordt, dat wat het meest wezenlijk is aan de mens, behouden zal blijven. Dat maakt het nog steeds niet minder concreet. Wetenschappelijke pogingen om de ziel in het lichaam aan te tonen, zoals bijv. hart en hersenen, hebben tot nu toe geen succes gehad. Maar dat de ziel over een diepere laag gaat dan onze psychische gesteldheid, is misschien uit te leggen aan de hand van het volgende voorbeeld: in een overleg met de psycholoog, bespraken we Jan. Hij was ernstig depressief. De psycholoog weet dit aan een posttraumatische stressstoornis. Daarmee had ze geen ongelijk want Jan had veel meegemaakt. Maar Jan, (kunstschilder van beroep), vertelde in de gesprekken met mij dat hij de schoonheid van de dingen niet meer kon zien. En daardoor God ook niet meer kon vinden. Door dit zo te benoemen, sprak hij over een heel andere laag in zich dan zijn psychische gesteldheid. En naar ik geloof, is dat ook de meest wezenlijke laag. Hij kon de schoonheid niet meer zien en daardoor God ook niet meer. Waar hij overigens intens naar verlangde. En dat is ook wat Eckhart zegt. De ziel jaagt na… De ziel verlangt. En dat is niet voor niets. Want het is de plek waar God en de mens één worden. Soms heb je zo´n ervaring maar meestal is er een intuïtief verlangen naar God dat soms ook heel nadrukkelijk is. Ik kom het vaak tegen bij mensen die een bijna-dood-ervaring hebben gehad. Een moment van hereniging waardoor, eenmaal terug in het leven, het moeilijk is om de draad op te pakken omdat ze voorgoed verlangen en weten wat ze missen. Dat verlangen naar eenheid en zinvolheid hebben we allemaal. Ik dus ook. We verlangen naar God, die we inderdaad maar ten dele of helemaal niet kennen. Ergens leven we met een gemis, leef ik met een gemis, een afgesneden zijn. Er zijn prachtige liederen die dit verwoorden. Veel psalmen spreken ook van dit verlangen. En tegelijkertijd is daar ook het besef dat ik niet afgesneden ben en dat in mijn ziel God en ik zelf verbonden zijn. En zo leef ik tussen heelheid en verlangen. 

 

Dag 126

 “Als je God wilt leren kennen, dan moet je niet alleen zijn als de Zoon, maar je moet de Zoon zelf zijn.”

 

Als zoon van mijn ouders, ben ik dankbaar voor wat zij mij hebben meegegeven in het leven. Bewust en onbewust neem je veel van hen over. Mijn vader stond met heel veel vertrouwen in het leven. Een vertrouwen dat wat er ook gebeurde, het goed zou komen omdat zijn leven in Gods hand was. Dat vertrouwen gaf hij ook aan ons, zijn kinderen. Met een week mijn rijbewijs op zak, liet hij me in hun auto naar het toenmalige Oost-Duitsland vertrekken zonder één woord van waarschuwing. Mijn moeder steunde hem daarin. Maar van haar heb ik het meest geleerd om altijd te proberen je doen en laten in overeenstemming te laten zijn met wat je zegt en gelooft. Natuurlijk zijn er ook dingen die ik niet overgenomen heb en ik ben ook geen exacte kopie van mijn ouders: het mooie van het zoon-zijn is dat je zelf de verantwoordelijkheid mag nemen over datgene wat je meegekregen hebt en daarmee zelf op jouw manier de weg door het leven gaan.

In die zin zie ik ook het zijn als Zoon van God. Het staat in het citaat van Eckhart behoorlijk stellig. Het roept ook associaties op met zijn zoals Jezus. Voor wat betreft dat laatste merk ik dat hier voor mij wat wringt. We kunnen navolgers zijn van Jezus zijn, maar niet Jezus zelf. Wie dat bewust of onbewust probeert, komt daarmee vroeg of laat in de knel. Het is ook niet wat Eckhart hier bedoelt. Hij zegt ook niet dat je als de Zoon moet zijn. Hij zegt dat ik zelf de Zoon mag zijn. M.i betekent dat ik zelf de verantwoordelijkheid mag nemen om als zoon van God te leven door met wat ik van Hem gekregen heb mijn weg door het leven te gaan. Bewust schrijf ik in de laatste regel zoon niet met een hoofdletter. Omdat ik hier aarzel. Want dat is nogal wat om van jezelf te zeggen. Dat je Zoon met hoofdletter bent. Hetgeen niet wegneemt dat het een mooi beeld is. Dat ik, zoals ik zoon van mijn vader en moeder ben, ook zoon van God ben. En ook van Hem veel heb meekregen. Laat dat nu, niet toevallig, ook vertrouwen in het Leven zijn. Vertrouwen ook dat ik een weg ga waarop ik steeds meer Zoon mag zijn.

 

Dag 125

 

“Je zou heel jezelf aan God moeten geven en je dan niet druk maken om wat Hij zou doen met wat van Hem is.”

 

Opnieuw een uitspraak die zo eenvoudig lijkt maar bij mij wel tot nadenken stemt. Voor mij is er geen enkele twijfel dat God en ik met elkaar verbonden zijn. En ik geloof ook dat ik uit Hem voortkom, omdat Hij de Bron van het leven is. Hij is ook liefdevol én betrouwbaar. Maar toch is het mij zelf geven aan God niet iets wat ik zomaar kan doen. Terwijl ik aanvoel dat dit wel de weg is voor elke mens en dus ook voor mij. Er zijn wel van die momenten in mijn leven, maar dat is te weinig om te zeggen dat ik heel mijzelf aan God geef. Iets van mezelf houd ik terug. En daar ligt de tegenstrijdigheid: iets van jezelf terughouden voor God terwijl je weet dat je dát niet zou moeten doen. Er is ergens ook dat stemmetje dat mij influistert dat je dan niet weet waar je blijft, als je jezelf overggeeft. En dat ik dan misschien wel iets opgeven, waar ik helemaal niet op zit te wachten. Kortom: ik maak me druk om wat Hij dan zou doen. Tegelijkertijd zou God nooit iets vragen waardoor je niet meer jezelf wordt. En als ik dan iets op zou moeten geven, dan is dat iets wat ik niet nodig heb, hoewel ik dat nu misschien wel zo denk. Daarbij merk ik ook dat het beeld van iemand die zich volledig overgeeft aan God, mij beperkt omdat ik dan al snel denk aan een wereldvreemde kluizenaar of een vrome monnik. Maar ook dat zegt natuurlijk niets omdat ook dit een buitenkant is, een uiterlijke levensstijl terwijl de werkelijke overgave binnen in mij gebeurt, in het leven dat mij geschonken is. Maar dan toch: iets houdt me tegen. Omdat het ook een stap in het onbekende is. Een je zelf toevertrouwen aan de Bron van mijn leven, die aan alles vooraf gaat en alles vooruit zal zijn. Een jezelf toevertrouwen en overgeven, betekent dan ook: ‘een verzinken in..’ Dat is iets anders dan wegzinken of verdrinken. Al ligt daar wel mijn terughoudendheid: dat ik in God verdrink en nooit meer boven kom. Terwijl overgave geen verdrinken is. Maar verzinken. Eén worden met God, één met alles. 

 

Dag 124

“Er is geen beter advies over hoe je God kunt vinden, dan door Hem te zoeken waar we Hem hebben achtergelaten. Doe nu, wanneer je God niet kunt vinden, wat je deed toen je Hem voor het laatst had en dan zul je Hem weer vinden.”

 

De eerste gedachte die in me opkomt, is: ‘als het zo gemakkelijk zou zijn’. God is immers geen sleutelbos die ik kwijtraak. De methode die Eckhart hier beschrijft, is dezelfde methode die ik volg wanneer ik de autosleutels weer eens op een ander plek heb gelegd dan ze horen. Dan ga ik ook minutieus mijn gangen na. Wanneer had ik ze voor het laatst? Wat deed ik toen? En wat daarna? Toch is dit advies ook verrassend. Inmiddels heb ik heel wat mensen gesproken die naar hun beleving God in de loop van hun leven zijn kwijtgeraakt. Zelf ken ik die perioden ook. Ik ben met die mensen in gesprek geweest en ook met mezelf. Maar het is niet in me opgekomen om aan iemand te vragen, wat deed u toen u God niet meer kon vinden. Wat was de laatste keer dat U hem wel vond? Wat deed u toen? Met dat ik deze vragen opschrijf, klinken ze zo ontzettend logisch. Ik heb het mezelf destijds ook niet gevraagd. Misschien omdat ik er alle vertrouwen in had dat ik Hem weer zou vinden. Of misschien beter gezegd: ‘dat Hij zich laat vinden.’ Want zo was dat voor mij wel. Maar nu ik, daar, n.a.v. dit citaat, opnieuw over nadenk, is het toch zo gek nog niet om in het geval van een verloren God, dezelfde methode te volgen als bij het zoeken naar autosleutels. Wanneer zag ik Hem voor het laatst? Wat deed ik toen? Wanneer heb ik God verloren? Op welke momenten in mijn leven? Wat deed ik op dat moment? Met terugwerkende kracht, herinner ik me dat ik in een moeilijke periode me door God gedragen wist. Maar op een gegeven moment richtte ik me op of werd ik opgericht. En ik voelde dat ik zelf weer kon gaan. Ik stond weer op eigen benen. Vlak daarna gebeurde er weer veel waardoor ik naar mijn beleving God kwijt was. Nu ik terug kijk, met de eerder genoemde vragen in mijn hoofd, zie ik dat God mij alleen liet gaan, zoals een ouder op een gegeven moment tegen zijn kind zegt: ‘nu kun je alleen naar school fietsen.’ Daarmee is God niet weggegaan. Hij heeft alleen gezegd: ‘nu kun je zelf weer door het leven gaan.’ Hij liet me dus niet in de steek maar gaf me juist veel vertrouwen. Dag zag ik toen niet. Maar dankzij dit advies van Eckhart nu wel.

 

Dag 123

“Het is de tijd die het licht ervan weerhoudt tot ons te komen. Er is geen groter obstakel tot God dan de tijd.”

 

Wanneer wetenschappers spreken over het licht van de sterren dat tot ons komt, spreken ze over lichtjaren. En weten ze ons soms ook te melden dat het licht van een ster dat we waarnemen, het licht is van een ster die al gedoofd is op het moment dat wij het licht ontvangen. Licht wordt dus afgemeten aan de tijd. En in die zin is de uitspraak van Eckhart vreemd want tijd is juist een voorwaarde voor het licht om tot ons te komen. Toch heeft Eckhart m.i. wel gelijk wanneer hij stelt dat de tijd het grootste obstakel is tot God. Want God is aan de tijd ontheven. In de kerk zeggen we dat Hij er al was voor het begin en er ook is na het einde. De Eeuwige zelf. Die leeft in eeuwigheid. Maar daar kan ik mij niets bij voorstellen want als er iets fundamenteel is aan het schepsel zijn van God dan is het dit: dat ik in de tijd ben. Ik kan niet anders denken dan in termen van tijd. En zelfs als ik denk aan de Eeuwigheid van God dan stel ik me dat voor als iets oneindigs, als iets dat er was voor mij en na mij, voor het begin van de mensheid en daarna. Dus nog steeds in termen van tijd.  Dus als er iets is, wat ik me niet voor kan stellen, dan is het de eeuwigheid. Vreemd genoeg vind ik dat niet erg. Want voor mij werkt dat juist ook als een vertrouwen of garantie dat Iets, God er is, juist als ik me er helemaal niets bij voor kan stellen. Want ook al kan ik me er in wezen niets bij voorstellen, ik weet wel dat God er wel is. Dat Hij in onze wereld en in mij is. Maar ook daarachter, erboven en eronder, ontheven aan alles en vooral aan de tijd. Voor nu is dat genoeg.

 

Dag 122

 “Want de perfectie van de deugd is geboren in strijd, zoals Paulus ook zegt: ‘de deugd wordt volmaakt in zwakheid. (2 Kor. 12,9) Het is niet de verleiding tot zonde, die je zondig maakt, maar het toegeven aan de zonde.”

 

Ieder mens heeft zijn zwakheden en verleidingen. Dat geldt voor mij ook. Het liefst had ik ze natuurlijk niet en wilde ik dat ik altijd het goede zou doen en zeggen. Maar dan blijkt dat ik ook maar een mens ben en ik bijv. mijn geduld verlies, een ander niet werkelijk kan zien, enz… Dat vind ik altijd een lastige constatering bij mezelf. En los daarvan zijn er natuurlijk ook de verleidingen, waarvan ik natuurlijk ook niet vrij ben. Eckhart is hier heel realistisch over, in navolging van Paulus trouwens. Want je kunt niet komen tot een deugdvol leven zonder strijd en verleidingen. Vreemd genoeg heb ik daar nog nooit zo tegen aangekeken. Maar het is natuurlijk wel waar. Want op het moment dat ik geen verleidingen meer zou hebben of het altijd goed zou doen, dan zou ik ook niet meer weten wat verkeerd is. Het is als iemand die altijd leeft met licht en daardoor niet weet wat duisternis is. Het zou me, denk ik, ook tot een onuitstaanbaar mens maken, wanneer ik altijd alles goed zou doen en dat ook zou weten. Dat betekent overigens niet dat de uitspraak van Eckhart een vrijbrief zou zijn om dan maar te gaan voor mijn fouten en mezelf te laten verleiden, omdat dit nu eenmaal behoort tot mijn zwakheid. Zo is het ook weer niet. Het is wel een oproep om met mezelf met mildheid om te gaan. Als ik een fout maak, betekent dat niet dat ik alles fout doe. Maar het wil alleen zeggen dat ik nog steeds op weg ben naar de volmaaktheid van de deugd, die in strijd geboren wordt. Niet meer maar ook niet minder.

 

Dag 121

 

“Toen de aarde ontdekte dat haar natuur niet dezelfde was als die van de hemel en zelfs daarvan verre was, vluchtte zij van de hemel naar de laagste plaats die ze kon vinden en bleef daar in stilte”.

 

Een bijzondere uitspraak vandaag die mij weer duidelijk maakt dat wanneer ik over deze uitspraak in mijn hoofd blijf denken, ik er niets van snap. Natuurlijk aarde en hemel zijn verschillend en in onze beleving mijlenver van elkaar verwijderd. Misschien wilde Eckhart dat wel zeggen maar wat betekent het dan dat ze vertrekt naar de laagste plaats en daar in stilte bleef? In de stilte is het toch precies waar de hemel door kan breken? De stilte als vindplaats van God omdat daar alle beelden, alle spreken en alle denken stil valt en ik God in mij door kan breken, vrij van wat ik denk en voel. De stilte als een kostbaar moment, een wachten op. Wanneer ik op die manier bij de aarde stil sta, dan komt een gebed van de Maya-indianen naar boven: ‘Hart van de hemel, hart van de aarde, dat zij elkaar raken.’ Natuurlijk is de hemel van nature geheel anders dan de aarde. De aarde is tastbaar en zichtbaar. Dat kan van de hemel niet gezegd worden. Daarom hebben wij die twee in ons denken volledig van elkaar gescheiden, terwijl het nog maar de vraag is of dat zo is. Want zijn het hart van de hemel en het hart van de aarde in wezen niet hetzelfde. Dat geloof ik wel. En wanneer Eckhart schrijft dat de aarde naar de laagste plaats ging die ze kon vinden en daar in stilte blijft, geloof ik ook dat Eckhart dit zo ziet. Want Eckhart benadrukt in andere teksten steeds dat God juist op die laagste plaats, in stilte te vinden is. Hemel en aarde ver van elkaar verwijderd maar in het hart raken zij elkaar. Omringd door stilte, rust de aarde en is zo de vindplaats van de hemel. Een gedachte of misschien beter gezegd, een intuïtie, die me oproept om die reden de aarde te koesteren en zorgvuldig om te gaan met wat zij ons biedt.

 

Dag 120

“Om God te dienen met vrees is goed, Hem dienen uit liefde is beter; maar om Hem én te vrezen én lief te hebben is het beste van alles. Om een rustig en vreedzaam leven te hebben in God is goed; maar een leven van pijn in geduld verdragen is beter; maar om vrede te hebben in het midden van de pijn dat is het best van allemaal.”

 

Deel 2

Vandaag dan de tweede helft van dit citaat, waarbij Eckhart doordringt tot de kern waar het op aan komt. Maar daarmee is het niet direct een uitspraak die zo maar met een instemmend ´ja´ van binnen geaccepteerd kan worden. Een rustig en vreedzaam leven hebben in God is goed en doorgaans geen opgave zolang het leven geen tegenslagen biedt. Maar als dat wel zo is, en je midden in zo´n tegenslag zit, dan zegt, Eckhart, dat het in geduld verdragen beter is. Dat kan klinken als de pijn over je heen laten komen, maar het in geduld verdragen, is een actief dragen van de pijn in geduld. Dat kun je niet alleen. Dat zou onmenselijk zijn. Daar heb je anderen voor nodig en God. Want alleen dan kan het dragen van pijn in geduld, ook leiden tot vrede in het midden van die pijn. Dat betekent voor mij niet dat je je erbij neer moet leggen. Wie te maken heeft met pijn of verdriet, kent vast wel de te vroege antwoorden door anderen aangereikt op je vragen, je strijd, je pijn en verdriet. Antwoorden die geen recht doen aan jouw pijn of jouw verdriet. Die geen recht doen aan jouw gevoel van rechtvaardigheid. Maar het willen toedekken of bedekken. Maar het is er. De pijn uit het verleden met verdriet, ziekte, grote zorgen en een naderende dood. Dat is er en hoeft niet bedekt te worden. Maar dat vraagt om een actief dragen in geduld mét alle vragen die dat met zich meebrengt. Het is als een innerlijk naast jezelf gaan zitten en luisteren naar je pijn of je verdriet zonder er tegen te vechten, te verzachten of wat dan ook: maar het te laten zijn in de rauwe werkelijkheid die het nu eenmaal is. M.i. bedoelt Eckhart dat met het geduldig verdragen. Ik geloof ook dat het op die manier dragen van je pijn je de ogen opent voor wie er dan ook naast je zit. Want op de bodem van jezelf, bevindt God zich ook. Ik zie hier een overeenkomst met wat ik gisteren bedoelde met de vreze des Heren, die niet voortkomt uit angst maar ontspringt uit de liefde. Want daar op de bodem van jezelf, is ook God, die in zijn oneindige Liefde zijn gelaat toont midden in alle pijn. Dat is niet te begrijpen! Misschien zelfs wel huiveringwekkend. Vrezen en liefhebben raken hier elkaar bijna maar tussen die vrees en liefde ontspringt de vrede in het hart. Ik heb niet gemerkt dat dit de pijn of verdriet verzacht of toedekt. Wel dat die vrede mij in verbinding brengt. Ik word niet alleen gelaten en overgelaten aan mijn lot. Vanuit die overtuiging is er ook verbinding met anderen: ‘ik ben niet de enige.’ Dit alles verzacht de pijn of het verdriet niet maar het brengt wel vrede.

 

Dag 119

 “Om God te dienen met vrees is goed, Hem dienen uit liefde is beter; maar om Hem én te vrezen én lief te hebben is het beste van alles. Om een rustig en vreedzaam leven te hebben in God is goed; maar een leven van pijn in geduld verdragen is beter; maar om vrede te hebben in het midden van de pijn dat is het best van allemaal.”

 

Deel 1

Dit is een uitspraak van Eckhart, waar ik zo één, twee, drie niet over uitgedacht ben. Want het vrezen van God, roept van alles bij mij op. Ik ben een kleinzoon van grootouders die diep ondergedompeld waren in een bevindelijk en zwaarmoedig geloof. Ze vreesden God want ze waren er van overtuigd dat maar weinigen bestemd waren tot het eeuwige heil, zoals ze zeiden. Zelf waren ze daar ook niet zeker van. En dus zochten ze de nabijheid van God zo veel als ze konden, en droegen zij altijd zwarte kleding omdat het zwart de staat weergaf waarin zij verkeerden. Ik zag mijn oma alleen in een donkerblauwe jurk met kleine bloemetjes, wanneer ze bramen aan het plukken was en hele middagen over de weilanden zwierf. Als kind begreep ik dat niet. Nu denk ik, zoals ik al eerder schreef, dat ze veel meer zocht én vond dan bramen. En daarom die middagen niet in het zwart hoefde te gaan. Toch stierf ze gillend van angst omdat de dominee gezegd had dat God haar niet bekeerd had. Zo kan het vrezen van God niet bedoeld zijn. “Het is een leugen, als het niet troost” zei Eckhart eerder.  Maar in de loop der jaren heb ik heel wat mensen gesproken, voor wie het vrezen van God, een diepe en fundamentele angst opleverde en van zijn liefde weinig overgebleven was. Ik heb intussen ook heel wat mensen gesproken die zich om die reden afgekeerd hebben van God, geloof en kerk. Maar ik heb nooit de behoefte gehad om mij af te zetten. Eerder vond ik het verdrietig. Verdrietig dat de Liefde van God zo gereduceerd werd tot een gierige kruidenier die zijn klanten altijd een paar gram minder geeft, dan ze vragen en het wisselgeld altijd in eigen voordeel afrondt. Want die Liefde staat voor mij voorop. En ik geloof dat die veel groter is dan ik me voor kan stellen. Om die reden geloof ik ook dat Gods liefde zich uitstrekt naar mensen, waarvan ik me soms niet voor kan stellen dat die Gods liefde zouden verdienen, laat staan waard zijn. Dat is ook het moment waarop het vrezen voor mij terug komt. Niet in de vorm van bang zijn. Maar wel een vrezen dat ik die Liefde te kort zal doen. Een vrezen in de zin van: onder de indruk zijn. Een niet kunnen begrijpen, een niet bevatten. En daarom een vrezen dat ik af zal doen aan die Liefde. En intussen weet ik, dat mijn grootouders opgenomen zijn in die Liefde, ook al konden ze dat zelf niet geloven. Omdat het geleerd was dat de vreze des Heren voorkomt uit angst. Maar de vreze des Heren ontspringt uit Zijn liefde.

 

Dag 118

 “We moeten ons niet tevreden stellen met een God van gedachten. Want wanneer de gedachten aan een einde komen, zo zal God dat ook doen. In plaats daarvan zullen we een levende God hebben, die onze gedachten en die van alle menselijke schepselen overstijgt. Deze God zal ons niet verlaten, tenzij we er zelf voor kiezen om ons van hem af te wenden.”

 

Tijdens mijn studie leerde ik allerlei meer of minder ingewikkelde gedachtegangen over God. Ik kon er nooit goed mee uit de voeten want ik vond het gedachtenspinsels en bovendien waren de meeste gedachten inmiddels achterhaald en verdween God tegelijk met de achterhaalde gedachte. Iets waar Eckhart ook voor waarschuwt. Als de gedachte tot een einde komt, dan zal God dat ook doen. Het is dezelfde waarschuwing die ik leerde om God nooit als stoplap te gebruiken voor de dingen die je niet kunt verklaren. Want naarmate je meer kunt verklaren, wordt God kleiner. Dingen die we vroeger niet konden verklaren en daarom aan God toeschreven, zijn nu soms heel gemakkelijk te verklaren. Ik herinner me dat een ruimtevaarder bij terugkomst op aarde verklaarde nu zeker wist dat hij terecht ongelovig was want hij was in de ruimte God niet tegen gekomen. Voorbeelden die laten zien dat wat wij ons voorstellen en denken, zomaar achterhaald kan worden door de feiten. Wat dan? Heel wat mensen hebben hun geloof verloren doordat wat zij dachten niet strookten met de feiten. In plaats daarvan mogen wij een levende God hebben. Dat is een God die alle gedachten en alle menselijke schepselen overstijgt. Het is als bij de aanblik van nieuw leven: een pasgeboren baby. We weten allemaal hoe een mensenleven ontstaat en meer en meer kunnen we de mens doorgronden tot op zijn genetische codes. We begrijpen steeds meer van het menselijk lichaam. En toch: elk mens blijft ook een wonder. Er is iets dat alle kennis overstijgt en dat is wat dit kind uniek maakt: een wonder van God. Zo is God ook in ons en met ons als een Iets, een Kracht, een Schepsel, een Mens, als de Levende onder ons. Niet in gedachten te bevatten. Maar wel in ons te laten leven. 

 

Dag 117

 “Het is een leugen – elk spreken over God dat je niet troost.”

 

Omgekeerd gezegd wil Eckhart zeggen dat elk spreken over God dus troostend is en wanneer die woorden niet troosten, dan zijn ze een leugen. Het lijkt heel erg logisch maar werkelijke troostwoorden worden niet zo gemakkelijk gegeven. Zeker wanneer het om God of geloofszaken gaat. Dan wordt het verdriet, de boosheid of wanhoop maar al te snel getroost met zogenaamde woorden van hoop, hoe goed bedoeld ook. N.a.v. een voorbeeld dat ik inbracht, gaf mijn supervisor me terug dat ik het lastig vond om bij iemand te verblijven voor wie het nog nacht was. Ik wilde maar al te snel door naar de Paasochtend. Op dat moment kon ik niet achterhalen waarom dat was. Nu weet ik dat het belangrijk is om het uit te kunnen houden in het verdriet of machteloosheid van een ander, je goed in beeld moet hebben waar je eigen pijn en moeite ligt. Want het omzeilen of toedekken van het verdriet van een ander heeft vaak te maken met het willen bedekt houden van je eigen verdriet. En het toedekken van verdriet is niet troostend. Want dat gaat niet over God. God is namelijk degene die met jou en in jou het lijden doormaakt. Die er naast staat in wat er ook gebeurt en dat niet toedekt. Ik herinner me dat ik jaren geleden, onbedoeld, een groot woord van troost uitsprak bij een begrafenis van een familie die binnen een maand getroffen werd door een veel te jong en plotseling overlijden. Tijdens die uitvaart, zei ik dat ik het ook niet wist en begreep. Op dat moment het grootste woord van troost. Omdat we op dat moment allemaal zoekend en tastend waren, inclusief God zelf.

 

Dag 116

 “In oprechte gehoorzaamheid, zou er niet meer een: ‘ik wil dat dit of dat gebeurt” of  “ik wil dit of dat”. Maar het is een puur weggaan van wat van jezelf is. En dus in het beste gebed, zou alleen gebeden moeten worden: ‘God geef me alleen wat U wilt of doet’.”

 

Uitgerekend vandaag lees ik deze woorden waarin ik al gedwongen werd om bij mezelf in hoeverre een aantal zaken met mijzelf te maken hebben of in hoeverre ik daarin probeer te volgen wat God van me vraagt. Dat is lang niet altijd gemakkelijk te onderscheiden. Zoals ik gisteren al opmerkte. En soms kun je je zelf flink in de weg zetten en boos worden, waarbij het dan de vraag is of mijn boosheid ging om een zaak van geloof of om mijzelf? Want daar ligt wel een groot verschil. Maar het is niet gemakkelijk om daarin altijd te onderscheiden. Bovendien is het daarnaast ook zo dat een mens van alles meemaakt in zijn leven, waarvan je je af kunt vragen of dat Gods wil is. Hoe moet dan de bede verstaan worden, wanneer je bidt: ‘Uw wil geschiede’ of zoals Eckhart zegt: ‘God geef me alleen wat U wilt of doet?’ Dat is iets waar ik nog niet uit ben. Maar waarvan ik ergens kan geloven dat wat God wil, dat dit goed is omdat God te vertrouwen is. Ik probeer dus te beginnen bij het vertrouwen dat God goed is en daarom ook goed voor mij. Dat lost niet alle vragen op over wat Gods wil dan is voor mij. En of alles Gods wil is. Maar vertrouwen is voor mij wel een voorwaarde voor de weg van gehoorzaamheid.

 

Dag 115

 “Hoe vrijer de geest, hoe krachtiger, waardiger, en meer bruikbaar en lovenswaardig zullen ons gebed en ons werk worden. Een vrije geest kan alle dingen berdeiken. Maar wat is een vrije geest? Een vrije geest is onbezorgd en niet gebonden aan iets, die niet zijn eigen belang zoekt maar is ondergedompeld in Gods kostbare wil, terwijl hij achterliet wat van hem zelf was.

 

Het is bijzonder te ontdekken hoe eigenlijk in deze tijd vanuit de psychologie hetzelfde gezegd wordt wanneer er op gewezen wordt dat er allerlei gedachten, gevoelens en patronen zijn, overgeleverd vanuit het verleden, opgebouwd door eigen ervaringen die er voor zorgen dat je vaak niet vrij handelt, zeker als je je daar niet bewust van bent. Maar wie de ervaring heeft, dat zo’n patroon doorbroken kan worden, weet ook hoe vrij dat voelt én hoe krachtig. De afgelopen dagen word ik weer extra bepaald bij de vraag hoe vrij ik eigenlijk ben en welk patroon er aan te wijzen is, wanneer het gaat om mijn eigen gedrag. Iemand vroeg me toen ik daar met hem over sprak, voor wie doe je dat dan? Oprecht antwoordde ik: ‘voor God’. Dat is ook wat ik probeer na te streven. Maar de vraag is dan wel of dit echt zo is? Want dan zou mijn handelen toch vrij moeten zijn? En wat als dat niet zo is? Dan ben ik klaarblijkelijk toch meer gebonden aan een patroon in het verleden dan in de vrijheid gezet door de overgave aan Gods wil. Een vrije geest is er dus niet zomaar. In mijn geval vereist het een zorgvuldig onderscheiden wat toch van mij is, door mij vanuit wat ik leerde ingevoegd is in mijn systeem van denken en handelen en  aan de andere kant, de kostbare wil van God. Bijzonder dat die wil door Eckhart kostbaar genoemd wordt. Dat geeft ook iets aan van voorzichtig zijn en zorgvuldigheid. Want zo ga je om met iets wat kostbaar is. Voor Gods wil gaat dat ook op. Juist vanuit de zorgvuldigheid of voorzichtigheid, kan ik me niet zomaar verschuilen achter dat ik het voor God doe of zijn wil doe. Dat kan pas als ik vrij ben en weet, echt weet, hoe kostbaar zijn wil is. 

 

Dag 114

 “En dus is het naar mijn mening het meest belangrijk dat wij onszelf helemaal overgeven aan God, wanneer ook Hij het toestaat dat alles ons toevalt, of dat nu belediging, verdrukking of enige vorm van lijden is, accepteer dit met vreugde en dankbaarheid, God toestaande dat Hij ons daarin leidt in plaats van dat we het zelf moeten uitzoeken.”

 

Een uitspraak van Eckhart die veel vragen oproept en waarbij ik blijf haken bij de zin: ‘ook wanneer Hij het toestaat dat ons toevalt, belediging, verdrukking of enige vorm van lijden is.’ De manier waarop Eckhart dit schrijft, lijkt te zeggen dat God toestaat dat wij van alles ons kan overkomen. Ik vind dat een moeilijke gedachte, die ik zeker niet zou willen herhalen. Dat God alle lijden zou toestaan, is een gedachte waar ik niet mee uit de voeten kan. Het vervolg van de uitspraak is dat wij dit lijden met vreugde en dankbaarheid accepteren en toestaan dat God ons daarin leidt. Ook hierin houdt Eckhart mij iets voor wat nogal onrealistisch over komt. Lijden en verdrukking met dankbaarheid en vreugde aanvaarden? Wie kan dat? Zoals het er nu staat, lijkt het niet erg pastoraal. Tegelijkertijd heb ik Eckhart tot nu toe leren kennen als een zeer zorgvuldig iemand met een diepe mensenkennis. Deze woorden kunnen dan ook niet bedoeld zijn als een goedkoop pastoraal advies. Maar hoe dan wel? Ik word getroffen door het slot van deze uitspraak. Dat God ons leidt in ons lijden en we het dus niet zelf hoeven uit te zoeken. Het roept bij mij de gedachte op dat er heel wat vragen te stellen zijn, wanneer het lijden je overkomt, maar dat in dat alles je het niet zelf hoeft uit te zoeken. En misschien als je dat leert zien, of je daaraan over wil geven, dat God je leidt in het lijden, dat je dan, ondanks alles kunt komen tot vreugde en dankbaarheid. Niet dat je dankbaar moet zijn voor alles wat je overkomt, maar dankbaar voor jouw leven, waarin je God hebt kunnen blijven ontmoeten, ook in moeite, verdrukking en lijden. Op deze manier valt er wel te leven met de vragen die blijven.

 

Dag 113

 “Want omwille van de diepste reden, zou je alle daden moeten verrichten zonder waarom of waartoe. Want zolang je je daden verricht omwille van het koninkrijk der hemelen of God of je eeuwige redding, met andere woorden, voor een uitwendige reden, zijn de dingen niet helemaal goed met jou. Want als iemand denkt dat hij meer zou ontvangen in diepe vroomheid dan bij de kachel of in de stal, dan is alles wat hij doet God vastpakken, een jas over zijn hoofd trekken en Hem onder de bank stoppen.”

 

Soms spreekt Meister Eckhart met een directheid die verfrissend is. Het beeld van het vastpakken van God en Hem met een jas over zijn hoofd onder de bank stoppen, kan ook schokkend overkomen. Of misschien zelfs wel godslasterlijk. Wat Eckhart mij hier wil laten zien, is dat wie denkt dat hij door het betrachten van vroomheid, meer van God zou ontvangen dan hij die zich met het werk in de stal bezighoudt, heeft het mis. Want het werk met de koeien is net zo vroom als elke dag in de kerk zitten. God is namelijk altijd en overal te vinden. Als dat het uitgangspunt is, dan is het misschien wel wat gemakkelijker om de dingen te doen zonder een waarom of waartoe. Ooit volgde ik een gesprek tussen twee mensen. De één vroeg zich af of er wel een hemel of een hel was. Waarop de ander antwoordde dat je dat wel moest geloven want als er geen hemel of hel zou zijn, dan zou je ook niet meer gemotiveerd zijn om goed te doen. Dan worden je daden dus verricht met een doel. Hoe goed bedoeld misschien ook, ik denk wel dat Eckhart het goed ziet dat deze daden dan niet helemaal van jezelf zijn. Want je hebt uiteindelijk iets van buiten nodig om je te motiveren. In plaats daarvan gaat het om een innerlijk dat niets verwacht maar de dingen doet in verbondenheid met mensen, met de schepping en dus met God. Dan kan het melken van een koe net zo’n vrome daad zijn als het zingen van een psalm.

 

Dag 112

 “Denk hieraan: Laat God je enige intentie zijn en zoek alleen Hem. Dan, welke godsdienstige praktijk er naar je toekomt, wees daar tevreden mee. Want jouw intentie zou alleen gericht moeten zijn op God en op niets anders.”

 

Uit de schatkamers van de traditie van onze kerken komt een prachtig verhaal. De weg van de gelovige wordt vergeleken met die van een speerwerper die op het punt staat zijn speer te lanceren. In heel de aanloop tot en met het moment dat hij loslaat, is zijn oog gevestigd op een denkbeeldig punt in de verte. Daarop is hij geconcentreerd en als hij de concentratie zou verliezen en zijn ogen zouden afdwalen, dan mist de speer zijn doel. Ik moet aan dit verhaal denken wanneer Eckhart het advies geeft om God je enige intentie te laten zijn en Hem alleen te zoeken. Wanneer ik dat zo lees, dan bespeur ik bij een inwendig verzet als dit zou betekenen dat het hier om een God gaat, die ver van ons verheven zou zijn en hier niet onder ons te vinden. In dat geval zou Eckhart ons oproepen tot een weg van een wereldvreemde, fanatische geloofspraktijk die mijn leven in het hier en nu niet meer raakt. Maar als God zich in alles en alle dingen laat zien, zoals Eckhart in andere uitspraken aangeeft, dan is de oproep juist niet om mij terug te trekken maar om in en achter alles God te zien. Maar dan is het juist de kunst om in alles wat ik doe, dat denkbeeldige punt vast te houden. Dat punt is God. De speerwerper neemt zijn aanloop. Dat zou voor mij kunnen betekenen dat ik, in wat ik doe, voortdurend dat middelpunt van mijn bestaan in het vizier probeer te houden. Niet dat dit altijd even duidelijk is. Dat is voor de speerwerper ook niet altijd zichtbaar. En toch blijft hij zijn ogen richten, ook als hij om zijn as draait en het leven een draai van 3600 graden maakt. Om die aandacht op God te houden, sta ik er niet alleen voor. Er is een godsdienstige praktijk die mij helpt op deze weg. In mijn geval is dat de protestants christelijke traditie, waarin ik me thuis voel en geworteld ben. Maar dat is tegelijkertijd ook maar relatief. Want niet zijn de traditie en praktijk belangrijk maar God op wie ik mijn ogen mag richten. Traditie en godsdienstige praktijk zijn daarbij alleen maar een steun, waar ik tevreden mee mag zijn. Maar iemand anders kan op dezelfde manier tevreden zijn met een heel andere praktijk. Wat we dan delen, is dat we samen kijken naar dat denkbeeldige punt in en achter alles wat wij doen, zien en ervaren: God.

 

Dag 111

 “We moeten ons terugtrekken uit alle dingen, want wanneer God aan het werk is, werkt Hij zonder beelden.”

 

Deze uitspraak van Eckhart geeft me allereerst het gevoel dat ik, met uitspraken als deze, nog een hele tijd vooruit kan. Want dit keer is het een uitspraak die bij mij vooral een groot vraagteken opwerpt. Wat moet ik me voorstellen bij de uitspraak dat als God aan het werk is, Hij werkt zonder beelden. Op andere plaatsen lijkt Eckhart juist het tegenovergestelde te beweren door te stellen dat God zich schenkt in heel zijn schepping en in de mens. Hoewel ik me op dit moment niet veel voor kan stellen bij deze gedachte, ben ik er wel door geraakt. Dat heeft er voor mij mee te maken dat ik ergens aanvoel dat het goed is om iedere keer op een ander been gezet te worden. De gedachte dat God werkt zonder beelden is niet helemaal onbekend voor mij maar wel nieuw om daar nu zo over na te denken. Dit denken behoedt me er in ieder geval voor niet te snel aan te nemen dat ik weet hoe het zit of wie God is. En als ik dan aangespoord door deze uitspraak doordenk dan ontdek ik dat wanneer ik God zie in dingen, in de schepping, in woorden uit de bijbel, in liefde, in hoop, in rechtvaardigheid, in al die dingen, dan zie ik telkens een deel van Hem. Maar om Hem geheel en al te kunnen zien of misschien beter gezegd: te beschouwen, dan moet ik me terugtrekken uit al die afzonderlijke dingen, hoe mooi en goed ook, om zo God in Zijn geheel te ontmoeten. Als ik loslaat om God te zien in bijvoorbeeld de liefde maar leer zien achter die liefde, of los daarvan, of achter de schepping of achter wat dan ook, dan zal ik leren zien dat God Alles is en tegelijkertijd Niets. Vreemd genoeg is het telkens weer die gedachte die me rust en vertrouwen geeft. Want als God achter alles is, dan betekent dat ook dat als ik ervaar dat er bijvoorbeeld geen liefde is, of onrechtvaardigheid of wat dan ook, dat in die ervaring God daarmee niet afwezig is. Hij gaat immers boven de liefde of de gerechtigheid uit. Het is ook een gedachte die me in beweging zet en houdt. Want ondertussen ben ik nog altijd tussen alle dingen en ook daar mee verbonden. En daarmee geroepen tot het doen van waarin ik God kan herkennen. 

 

Dag 110

 “De geboorte die onophoudelijk plaatsvindt in de eeuwigheid, is dezelfde geboorte als die plaats heeft gevonden in de menselijke natuur”.

 

Centraal in het denken van Eckhart staat het idee of overtuiging dat het tot het wezen van God behoort om Zichzelf iedere keer geboren te laten worden, Zichzelf aan het Licht wil doen komen. Dat is de geboorte die onophoudelijk plaatsvindt in de eeuwigheid. Wanneer het bij deze uitspraak zou blijven dan is het niet alleen vaag, het raakt dan ook op geen enkele manier aan mijn of jouw leven. God is dan de God die verborgen in de Eeuwigheid Zich daar zonder ophouden toont. Maar deze geboorte is precies dezelfde geboorte als die plaats gevonden heeft in de menselijke natuur. Allereerst in Jezus. In zijn leven, zijn voorbeeld, kunnen we zien hoe God geboren is in een mens. Dat is niet iets dat alleen 2000 jaar geleden heeft plaatsgevonden. Het kan ook nu gebeuren. Op verschillende plaatsen spreekt Eckhart over God die in de mens geboren wil worden. Want Jezus was de Eerste maar op een bepaalde manier kan God, in navolging van Hem, ook in ons geboren worden. Het blijft lastig daarvan een voorstelling te maken, hoewel de gedachte heel mooi is. Want dat betekent dat we ergens, allemaal God in ons dragen. Ik hoef daarbij niet veel te doen. Het laten groeien van God in mij, is al voldoende. Misschien is dat ook wel iets wat ik steeds meer leer. Het God zijn werk laten doen in mij in plaats van dat ik dat doe. Het beeld van de geboorte van God is daarom ook zo mooi omdat dit betekent dat de geboorte plaats zal vinden wanneer God in mij volgroeid is en Hij zich zal tonen, op zijn tijd, in mij. Hoe dit zal zijn, weet ik niet. Dat heb ik ook niet in de hand. Het enige wat mij rest, is het laten… opdat God in mij groeit.

 

Dag 109

 “Wanneer mijn oog kleuren moet onderscheiden, zou het zelf vrij van kleuren moeten zijn.”

 

Om de dingen om je heen goed waar te nemen, is het belangrijk om dat te doen vrij van vooroordelen of vooringenomenheid. Dat is m.i. wat Eckhart hier wil zeggen maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Want veel van de vooringenomenheid gebeurt onbewust en is gebaseerd op ervaringen uit het verleden. Soms is het onschuldig en soms is het ook pijnlijk. Toen ik midden 20 was, liep ik stage in San Francisco. Elke dag moest ik met de bus naar het ziekenhuis waar ik stage liep. Het was een redelijk drukke lijn maar  meestal was er nog wel een zitplaats naast iemand te vinden. Het was een buslijn waarvan de meerderheid van de passagiers een donkere huidskleur had. Na ongeveer een maand zo te reizen, stapte ik weer in en ging naast iemand zitten. Net zoals altijd zonder erbij stil te staan naast wie ik ging zitten, dacht ik. Want die dag realiseerde ik me met schaamte en tot mijn eigen verbijstering dat ik eigenlijk altijd naast een blank iemand ging zitten: geheel onbewust maar daardoor niet minder discriminerend. Zomaar een voorbeeld van hoe je gedrag en je waarnemingen van te voren al ingekleurd zijn, terwijl je je daarvan niet bewust bent. Het is en blijft lastig om altijd onbevangen de ander tegemoet te treden, en open en eerlijk te kunnen luisteren en zien. Want zoals al opgemerkt, wordt veel ingevuld en aangevuld met wat ik al aan ervaringen mee draag. Zoals dat al naar mensen is, is dat ook naar God toe. Ik werd opgeleid in een theologie die stelde dat God zich alleen openbaart in het Woord. Het Woord dat was de openbaring zoals die in de bijbel was gevat en waarvan Jezus de Vleesgeworden afspiegeling was. Dat God zich in de natuur kon openbaren of in de contacten tussen mensen, werd niet erkend of het was op zijn minst dubieus. Ik aanvaarde innerlijk, wat ik geleerd had. En dus zag ik lange tijd niet dat God zich naar mij toe op heel andere manieren toonde. En als ik het wel zag, dan begreep ik het niet en parkeerde het ergens in een diep laatje van mijn geheugen. Totdat ik vrijer werd en ontdekte hoe zeer ik mij zelf beperkte. Dat betekent overigens niet dat mijn oog inmiddels helemaal vrij van kleuren is. Was dat maar waar. Want het van te voren inkleuren, blijft iets wat op de loer ligt. En daarom blijft de oefening in goed luisteren en goed kijken, zonder oordeel, zonder vooringenomenheid.

 

Dag 108

 “Ze doen Hem onrecht, wanneer ze God op één bepaalde manier opvatten. Ze kennen dan alleen deze manier maar God kennen ze niet.”

 

Toen ik nadacht over deze uitspraak, moest ik denken aan een kerkdienst die ik een aantal jaren geleden leidde in de Adventstijd in de vrouwengevangenis. We lazen de lofzang van Maria. Ik wist dat Maria belangrijk was, vooral voor de grote groep Latijns-Amerikaanse vrouwen. Ik wist ook dat Maria vooral neergezet wordt als een zeer devoot, gehoorzaam en ietwat onderdanige vrouw, die geen eigen mening heeft maar geloofsvol doet wat haar wordt toegezegd. In mijn overdenking probeerde ik een ander beeld te schetsen: die van Maria als dappere, jonge vrouw, die ondanks de risico’s die ze zou lopen als ontdekt zou worden dat ze voor haar huwelijk zwanger was, toch bereid was dit Kind te ontvangen. Ik vertelde dat Maria een revolutionair lied zong over machtigen die van de troon gestoten zouden worden. Na afloop vroegen drie Spaanstalige vrouwen of ze even met me konden praten. Ze vonden me doorgaans een goede pastor maar nu waren ze ernstig geschokt door de grote nonsens die ik had verteld over Maria. Daar klopte niets van. Ze hadden een duidelijk beeld hoe het zat en waren niet van plan dat beeld te veranderen. Zo hebben we allemaal een beeld van hoe wij denken dat God is. Als dat een eenzijdig beeld is, een idee dat geloven alleen op een bepaalde manier kan, dan geloof je in die manier. Maar niet in God. Het staat hier heel scherp. Eckhart zal hiermee niet met iedereen vrienden geworden zijn. Toch geloof ik wel dat het waar is. Als een ander Godsbeeld, een andere denken over God niet meer mogelijk is of zelfs op weerstand stuit, dan wordt dat beeld het allerbelangrijkste en zelfs belangrijker dan God. Maar als dat beeld losgelaten wordt, dan ontstaat de ruimte om God werkelijk te ontmoeten. Wie ik dan ontmoet, wordt mij in de loop van de jaren steeds minder duidelijk. Terwijl ik niet ongeloviger wordt, integendeel. Het is mijn ervaring dat ik steeds meer betrokken raak op het geheim dat God is. Maar dat kon pas door los te laten waarvan ik dacht dat het heilig was.

 

Dag 107

 “Waarlijk, wanneer iemand een koninkrijk zou opgeven of de hele wereld, maar nog steeds vast zou houden aan zichzelf, dan heeft hij in het geheel niets opgegeven.”

 

In het denken van Eckhart is het van belang om volledig één te zijn met God,  je alles loslaat maar vooral jezelf. Want de mens is het meest zijn eigen obstakel wanneer het gaat om jezelf verbonden te weten met God. Daarom kun je wel de meest geweldige dingen doen en laten maar als het ik daarbij uiteindelijk het centrale punt is, dan heb je nog niets gedaan of opgegeven. Nu is dit opgeven van jezelf altijd een gevoelig punt. In een tijd waarin de zelfontplooiing het hoogste goed is, is het ook geen populaire gedachte. Bovendien is het opgeven van jezelf nogal eens verward met het wegcijferen van jezelf waarbij het dan vooral ging om de ene mens die zich wegcijfert ten behoeve van de andere mens. Maar dat bedoelt Eckhart niet. Hij spreekt over het opgeven van jezelf in relatie tot God. Nu probeer ik me voor te stellen hoe dat dan vorm zou kunnen krijgen. Want jezelf opgeven is niet gemakkelijk. Wanneer ik de afgelopen week zo overzie, waren er heel wat momenten, waarop het niet om mij ging. dan komt veel van mij in verzet. Een stem in me begint te roepen: ‘ik ben er ook nog’! Gevoelens van boosheid, onmacht en verdriet komen naar boven. Los van het gegeven dat dit ook een gezonde reactie is, komt er nu naar aanleiding van dit citaat de vraag naar voren: ‘en zou ik deze momenten ook als een mogelijkheid of kans kunnen zien om dit zo te laten zijn; dat het niet om mij gaat, waardoor mij de mogelijkheid geboden wordt ruimte te maken voor God in mij’?  De ervaring dat ik naar mijn gevoel plotseling speelbal werd in een veld van politieke krachten, hoeft niet alleen boosheid of verdriet op te roepen. Ik kan dit ook leren zien als een ervaring die ruimte maakt voor het geloof dat het niet om mij gaat maar om God in mij. 

 

Dag 106

 “Een dag, of die nu 6 of 7 jaar geleden is of 6000 jaar geleden, is net zo dichtbij de tegenwoordige tijd als gisteren. Waarom? Omdat alle tijd is samengehouden in het nu”.

 

Eén van de, voor mij, meest fascinerende dingen is om me te proberen een voorstelling van de oneindigheid en de eeuwigheid te maken. Hetgeen natuurlijk niet lukt. Bij de oneindigheid kom ik, meen ik, soms een beetje in de buurt wanneer ik bij een heldere sterrennacht omhoog kijk. Dan kijk ik in een oneindigheid van sterren van wie het licht al op weg naar de aarde was, voordat ik werd geboren. Ik voel me dan klein maar niet nietig. Het is voor mij ook een veilig gevoel. Zo deel te zijn van die oneindigheid. Want daar kan ik dan niet buiten staan, zo beleef ik dat. De eeuwigheid is voor mij een veel moeilijker voor te stellen begrip. Ik ben zo gewend aan het opdelen van het leven in tijdstippen, van seconden, minuten, uren, dagen, maanden en jaren. Bij het gegeven dat iets 500 jaar geleden gebeurd is, heb ik geen enkele voorstelling, laat staan, 6000 jaar geleden. Mijn leven vindt plaats op een stukje tijd, waarvan hooguit nog mijn overgrootouders, dankzij de verhalen van mijn ouders nog een beetje binnen het bereik komen, maar veel verder kom ik dan toch niet. En dan staat er hier: en alle tijd is samengehouden in het nu. Met andere woorden: de eeuwigheid als geheel van alle tijd wordt in het moment van het nu uitgedrukt. Het zijn woorden die de aller diepste werkelijkheid van ons leven uitdrukken en misschien maar een paar keer in je leven ook zo ervaren worden. Dat moment waarop de tijd stil staat. En je alles waarneemt. Een vogel in de lucht. De wind, de zon of de sterren. De zandkorrels op de grond, de bladeren aan de bloemen, de bloemen met hun afzonderlijke bloemblaadjes. Een moment waarop je beseft dat er een tijd was en een tijd komt maar dat het leven gehouden wordt in het nu. Dan is zo’n moment ook zomaar weer voorbij. Je pakt de draad op maar het is anders. Omdat je nu weet dat je niet  uit de tijd kunt raken. Ook als wij dat wel zo noemen. Je raakt dan misschien wel uit de tijd maar blijft wel altijd gehouden in het nu. Gehouden in de Eeuwigheid. Gehouden in de Eeuwige.

 

Dag 105

 “Zij die kunnen gaan zonder alle dingen omdat ze die niet nodig hebben, zijn veel meer gezegend dan zij die ze hebben in hun behoeftigheid. Die persoon is de beste in wat hij zonder kan doen, in wat hij niet nodig heeft.”

 

Een uitspraak als deze kan direct een schuldgevoel opleveren omdat het ik niet zonder alle dingen door het leven ga. Een leven volledig zonder bezittingen is dan ook maar voor weinigen weggelegd. Op de één of andere manier is er dan altijd de neiging om dit als een ideaal te zien, waaraan ik toch niet kan voldoen. Op een dergelijke manier omgaan met zo’n uitspraak is weinig vruchtbaar. Het is hetzelfde als zeer onder de indruk kijken naar het wereldrecord van een schaatser, in de wetenschap dat ik dát nooit zou kunnen en daarom het schaatsen maar helemaal opgeef. Inmiddels leer ik wel om een andere manier met zo’n uitspraak om te gaan omdat ik echt geloof dat God met een ieder zijn eigen weg gaat. En misschien van mij helemaal niet verlangt dat ik zou schaatsen. Om maar even in de vergelijking te blijven. Tegelijkertijd doet Eckhart deze uitspraak niet voor niets. Hij laat hierin wel zien dat de dingen wel tussen mij en God kunnen instaan. Daarom viel mijn oog op de tweede helft van de uitspraak. Want degene die wel dingen nodig heeft, kan voor zichzelf na gaan wat hij niet nodig heeft. Eckhart toont zich hierin van een verrassende en pastorale kant. Als een leven zonder dingen dan niet voor je is weggelegd, ga dan in ieder geval voor jezelf na wat je allemaal wel kunt missen. Dat is een doel wat niet voor mij te hoog gegrepen is. En ik ben ervan overtuigd dat het me veel zal opleveren.

 

Dag 104

“Verder zouden we alle dingen moeten bewaren alsof ze ons geleend zijn en niet aan ons gegeven, zonder enig gevoel van dat dingen van ons zijn, of het nu ons lichaam is of onze ziel, onze zintuigen, mogelijkheden, wereldse goederen, vrienden, relaties, huis of wat het maar moge zijn.”

 

Niet altijd komt een uitspraak die aan de beurt is overeen met de gedachten en ervaringen van waar ik mij op dit moment in bevind. Dat geldt vandaag ook voor deze uitspraak, die ik op zich heel mooi vind. Maar waarvan ik aanvankelijk de neiging had om deze aan de kant te leggen omdat mijn hoofd en hart met andere dingen bezig zijn. Toch vroeg ik me ook af wat deze woorden mij juist nu zeggen. In eerste instantie, voor zover het gaat om wereldse goederen, ons huis en onze dieren probeer ik die te beleven als dat het mij en ons in bruikleen is gegeven, waarvoor ik elke dag dankbaar ben. Natuurlijk gaat dat de ene dag gemakkelijker af dan de ander maar wezenlijk onderdeel van mijn geloof is wel dat de aarde en alles wat daarop is, aan ons in bruikleen is gegeven. Maar vandaag gaat deze uitspraak verder: ook mijn lichaam, mijn ziel en mijn mogelijkheden, mijn alles is dus in bruikleen. Voor mij betekent dit nu op de eerste plaats dat nooit iemand de ander mag gebruiken of misbruiken, als was het op dat moment zijn bezit. Als mijn leven en mijn lichaam al niet aan mij toebehoren, dan geldt al helemaal voor een ander. Het is natuurlijk een gedachte die niet nieuw is, en misschien vanzelfsprekend maar ik vind het helpend dat de waarde en integriteit van mijn lichaam niet iets is wat aan mijzelf is ontleend, maar die waarde vindt zijn oorsprong in God. En zo geldt dat voor elk lichaam. Dat bepaalt m.i. hoe je de ander tegemoet treedt. Daarnaast laat Eckhart zien dat ook mijn ziel en mijn mogelijkheden en dus ook mijn gevoel voor rechtvaardigheid,  in bruikleen zijn gegeven. Dat is voor mij een troostende gedachte. Het betekent immers dat ik mijn ziel niet hoef te beschermen als was het mijn bezit. Mijn ziel wordt al goed bewaard. En dat geldt dus voor heel mijn bestaan. Vandaag betekent dit ook wat voor de waarden en mijn gevoel voor rechtvaardigheid die ik probeer hoog te houden. Soms met voeten getreden maar uiteindelijk worden ze wel bewaard in God.

 

Dag 103

 “Luisteren leidt ons meer naar binnen in ons zelf. Terwijl zien ons meer naar buiten brengt, naar wat gezien wordt. Daarom zullen we veel meer gezegend zijn met eeuwig leven door de kracht van het luisteren dan door de kracht van het zien. Het luisteren schept de mogelijkheid om het eeuwige Woord met me te horen spreken. Terwijl in het zien ik weggeleid wordt, naar wat buiten mij zelf is. Daarom: in het luisteren lijd ik of laat toe. In het zien, werk ik.”

 

Wanneer je een mooi muziekstuk hoort, dan kan dat echt binnenkomen. Je wordt geraakt. Zo kunnen woorden ook bij ons binnenkomen waardoor we in onszelf gekeerd raken. Zo bedoelt Eckhart deze uitspraak. Tegelijkertijd laat deze uitspraak iets zien van hoe voor Eckhart de voorkeur ligt. Want al tijdens mijn studie en zeker in de eerste jaren van mijn predikantschap ontdekte ik dat het alsmaar bezig zijn met woorden en luisteren, mij verder bracht van mezelf. Ik had juist het beeld nodig om opnieuw te kunnen luisteren. En nog steeds kan ik diep geraakt worden door een schilderij. Na al die jaren raak ik nog steeds niet uitgekeken op het schilderij van de Verloren Zoon van Rembrandt. En brengt het me naar binnen. De uitspraak van Eckhart moet wat mij betreft dan ook niet helemaal letterlijk genomen te worden. Wat er wel in doorklinkt, is het onderscheid in dat wat je ziet (of hoort) en je naar buiten brengt, weg van jezelf en dat wat naar binnen brengt door aandachtig te luisteren. Een luisteren dat wat mij betreft dus ook een aandachtig zien kan betekenen. Of het nu luisteren of zien is, in beide gevallen gaat het om dit gegeven of we daarin het eeuwige Woord tot ons horen spreken. Wat mij betreft, is dat het geval wanneer ik kijk naar het schilderij van Rembrandt. De oude, kwetsbare, bijna blinde vader, die zijn handen, (mannelijk en vrouwelijk) op zijn teruggekeerde Zoon legt.

 

Dag 102

 “Het nu van de tijd is oneindig klein. Wanneer je het nu van de tijd verwijdert, ben je op alle plaatsen en bezit je de tijd”.

 

Zo af en toe geeft iemand mij als feedback dat mijn stukjes bij Meister Eckhart moeilijk zijn. Dat snap ik wel. Soms is de tekst van Eckhart moeilijk toegankelijk. Dat geldt zeker voor de tekst van vandaag. Ik heb de tekst verschillende keren gelezen maar het lukt me niet om de tekst met mijn hoofd te begrijpen. Het blijft voor mij hogere wiskunde. Wat ik op zo´n moment dan doe, is bij mij mezelf nagaan wat voor gevoel en associaties de tekst oproept, zonder het te begrijpen. Want intussen heb ik geleerd dat je niet alles hoeft te begrijpen zonder tot een wezenlijk inzicht te kunnen komen. Dan wordt de tekst ineens heel anders en roept hij bij mij een gevoel van oneindigheid op. Het gevoel dat je kan overvallen wanneer je tijdens een heldere, donkere nacht omhoog kijkt en oneindig ver de sterren ziet schitteren. Een gevoel waarin je het besef van tijd en plaats verliest. Misschien dat Eckhart dat bedoelt te zeggen. ´Het nu van de tijd is oneindig klein.`  Zo klein, dat als je daarmee samenvalt, het verdwijnt en je overal bent en in alle tijden. Het is de mystieke ervaring waarin je je op één ogenblik opgenomen en geaccepteerd weet door het Al, de Liefde, God. Het moment waarop jij je overgeeft. Het zijn van die momenten die sommigen vaak en anderen maar een paar keer in het leven hebben en weer anderen helemaal niet. Die momenten zijn ook niet te sturen omdat ik geloof dat op zo´n moment God zelf het initiatief neemt. Natuurlijk is het goed om jezelf innerlijk leeg te maken, ontvankelijk. Maar dat geeft geen garantie op zo´n ervaring. Het zegt ook niets over of je dan wel of niet een goede gelovige bent. Dus het is geen criterium voor een goed geloof of en hoe vaak je zulke ervaringen hebt gehad. Ik geloof  wel dat deze ervaringen voor mij en voor anderen wel functioneren als verwijzingen hoe onze werkelijkheid in het diepste wezen is: één in alles, verbonden in het Al, in God. En daarvan maken we allemaal deel uit. Of je nu nog leeft of niet. Of je dit wel ervaren hebt of niet.

En voor wie dit stukje nog steeds moeilijk vindt, misschien helpt het om het niet te willen snappen. Maar brengt het je een stapje dichterbij wanneer je je afvraagt, welk gevoel er naar boven komt bij het lezen.

 

Dag 101

 “Het is niet buiten ons, maar het is allemaal vanbinnen.”

 

In deze periode worden wij steeds meer teruggeworpen op onszelf. Om mij heen hoor ik hoe zwaar dat iedereen valt. Want het liefst zouden we van alles willen doen, wat nu niet mogelijk is. Daarin ben ik niet anders. Soms vind ik het gemis ook heel legitiem. Samen met vrienden kunnen wandelen en het delen van het verdriet om hem die niet meer met ons meewandelt. Of het gemis aan familie samen. Daar wil ik niets aan af doen. Tegelijkertijd begin ik deze periode ook steeds meer te zien als een periode waarin ik veel kan leren. En ook veel leer. En kan ik deze periode ook zien als een bijzondere gelegenheid om meer dan anders stil te staan bij wat mij beweegt. Daarbij ben ik me heel goed bewust dat deze periode voor veel mensen rampzalig is. Je zult maar een bedrijf hebben dat je nu ten gronde ziet gaan. Of je bent in een verzorgingshuis, waar je bezoek al maanden streng gereguleerd wordt. Spontane bezoekjes zijn er niet meer bij. Dat geeft een grote impact. Dat zie ik wel. En toch denk ik, misschien juist daardoor, dat het heel belangrijk is om stil te staan bij wat er in je leeft. Bij Wie in je leeft. Zoals Eckhart zegt: het is niet buiten ons, maar allemaal van binnen.” Deze periode is, naast alle moeite, ook een kans om dat te  (her)ontdekken: dat alles in mij leeft. Dat God in mij leeft. 

 

Dag 100

 “Het is de natuur van het Woord om aan mij te openbaren wat verborgen is geweest.”

 

Het raakt me dat de natuur van het Woord is om te openbaren. Dat betekent dat het Woord niet anders kan dan Zichzelf tonen vanuit de verborgenheid. Voor mij betekent dat ik omringd ben door het Woord dat zichzelf wil laten kennen. Het Woord vat ik op als meer dan de woorden uit de bijbel. Het Woord is meer. Het is God en als zodanig vlees geworden. Het is een beschrijving die goed zou passen in een theoretisch denken over God. Maar zo bedoel ik dat niet. Want het feit dat het Woord vlees is geworden, betekent voor mij juist dat het heel concreet onder ons is en zichzelf wil tonen. De vraag is dan voor mij wel hoe vaak ik het zie. Of anders gezegd: hoe aandachtig ga ik door de wereld?  Hoe vaak zijn er wezenlijke momenten waar ik aan voorbij ga? Of misschien zelfs niet eens op merk dat het een belangrijk moment was of is. Soms kun je zo in beslag genomen worden door iets, dat je de rest niet meer ziet. In enkele gevallen is dat haast onvermijdelijk. Als je je diepe zorgen maakt om je gezondheid of die van iemand van wie je houdt, dan zou het vreemd zijn om daar níet door in beslag genomen te worden. Maar er zijn ook zoveel momenten waardoor ik me in beslag laat nemen terwijl het om niets wezenlijks gaat. En ik daardoor niet zie, wat er is: het Woord, God, Jezus, de natuur, de mens. Deze uitspraak lees ik dan nu ook vooral als een uitnodiging en herinnering om aandachtig te leven. Want ik word omring door het Woord dat uit de verborgenheid zich aan mij onthult.

 

Dag 99

 “En toch, wanneer iemand iets heel goed leert kennen, worden ze daar snel moe van en zoeken dan naar iets nieuws en dit patroon herhaalt zich keer op keer, voortdurend nieuwsgierig om nieuwe dingen te leren terwijl ze nooit stil staan bij wat ze geleerd hebben.

 

We leven nu al bijna een jaar in een tijd waarin veel stil gelegd is en onze nieuwsgierigheid naar andere oorden en ervaringen sterk beteugeld worden. Dat geldt ook voor mij. Nog nooit in mijn leven was ik zoveel thuis als in het afgelopen jaar. Ik dacht ook altijd dat ik de afwisseling nodig had maar het bevalt me prima. Als ik eerlijk ben, heb ik me heel wat keren schuldig gemaakt aan waar Eckhart hier nu op wijst. Het voortdurend zoeken naar nieuwe dingen om te leren, zonder stil te staan bij wat ik geleerd heb. Daar helpt deze periode erg bij. En het bezig zijn met de teksten van Eckhart of beter gezegd: het gedisciplineerd een moment van de dag stil staan bij wat mij ten diepste drijft. Ik sta meer stil dan ooit bij hoe ik het geloof heb doorgekregen via mijn vader en moeder. Beiden hadden daar, ieder op de eigen manier, een aandeel in. Mijn moeder die het geloof nuchter bekijkt en bevraagt op de consequenties voor de alledaagse praktijk. Mijn vader die liefdevol, tolerant en open was en veel over het geloof nadacht. Maar zij zijn niet de enigen. In deze periode leer ik ook zien hoe mijn oma hierin ook voor mij tot voorbeeld was. Want zij was degene die het geloof ook sterk van binnen beleefde. Die gerust hele dagen over de weilanden kon zwerven op zoek naar bramen en andere zaken, maar waarvan ik nu inzie, dat ze daar veel meer vond dan alleen bramen. Bijzonder om zo stil te staan en te ervaren hoe je in de lijn van een heel voorgeslacht staat. Een voorgeslacht die geweten heeft dat hun leven door God gedragen is. 

 

Dag 98

“Dat je grote waarde mag vinden in dit: je kunt God liefde noemen. Je mag Hem ook zien als goed. Maar de beste naam voor God is mede-lijden.”

 

Zonder dat ik het wist wat de volgende uitspraak zou zijn, schreef ik gisteren mijn bijdrage over God die de godverlatenheid met ons wil delen. Dus met ons mee wil lijden. Want dat betekent het woord medelijden. Eckhart laat hier zien dat dit de meest wezenlijke eigenschap van God is. Meer nog dan goedheid of liefde. De liefde is natuurlijk wel de grondslag maar als het er op aankomt, is het het medelijden van God datgene waarin wij Hem kunnen herkennen. Met dat ik dit schrijf, dringt tot mij door hoe onvoorstelbaar dit is. Ik denk aan die jongen, die ik ooit sprak. Gevlucht naar Nederland, in Afrika kindsoldaat. Hij had de meest gruwelijke dingen meegemaakt. Het spelen van schietspelen op zijn playstation met het geluid op zijn hardst, zorgde ervoor dat de geluiden van geweerschoten in zijn hoofd werden overstemd. Keer op keer vertelde hij mij me wat hij had meegemaakt. En elke keer moest ik uren bijkomen van zo’n gesprek. Zo verschrikkelijk, zo onvoorstelbaar gewelddadig. Door zijn verhaal keek ik telkens in de duistere afgrond van het kwaad. Maar er was ook iets anders, waar ik toen geen woorden voor had. Maar wat er wel was, ergens, ondanks alles, tastbaar. Een tastend geloof dat God met deze jongen meeleed, en met hem die afgrond van het verschrikkelijkste kwaad in ging. Dat alles poetste zijn verhaal niet weg, het werd ook niet gladgestreken. Maar in die kale, koude, rauwe werkelijkheid van hem, was God er ook. Hij leed mee.  Onvoorstelbaar dat hij zijn kind niet losliet. Onvoorstelbaar dat hij zijn kinderen niet loslaat. Maar in alles wil mee lijden. En dat dit dus ook voor mij geldt, gold, toen… 

 

Dag 97

 “God is in gelijke mate dichtbij alle dingen en alle plaatsen, en geeft zich altijd weg in dezelfde mate zo diep als dat in Hem verankerd ligt. Daarom zal elk persoon Hem oprecht kennen, als ze Hem zien als Dezelfde in alle omstandigheden.”

 

Toen ik deze uitspraak las, was mijn eerste reactie. Wat een mooie uitspraak. God die op alle plaatsen en in alle dingen hetzelfde aanwezig is. Het maakt niet uit waar en in welke zaken het zijn: Hij laat zich overal in gelijke mate kennen. Een hele mooie gedachte. Ik probeer me voor te stellen, waar ik Hem dan allemaal zou kunnen zien. Totdat mijn oog valt op de tweede helft van de uitspraak:   want daarin wordt de consequentie duidelijk. Als God zich altijd in gelijke mate in alle dingen en plaatsen laat kennen, dan betekent dat omgekeerd dat ik Hem in alle omstandigheden als Dezelfde kan zien. Daar haakt mijn gedachte. Want zou het dan werkelijk in alle omstandigheden zijn dat Hij te zien is als Dezelfde? Sommige ervaringen van mensen zijn zo gruwelijk, koud, onverschillig en zo godverlaten, hoe zou God daarin dan zichtbaar of aanwezig zijn? Ik herinner me een aantal verhalen van mensen die mij hun verhaal toevertrouwden, waarin vooral de diepe treurigheid, pijn, geweld en eenzaamheid de boventoon voerde. Geen spoor van God.  Hoe is God dan te herkennen als Dezelfde?  Ik weet het niet. Ik weiger te geloven dat God te kennen is in zo’n situatie. Het enige wat ik dan kan geloven is dat Hij die ervaring van godverlatenheid met ons deelt.  En aanwezig en solidair is als degene, als Zijn Zoon, ooit riep: ‘mijn God, mijn God, waarom heb je mij verlaten.’ En verder geen woord meer uit kon brengen. Misschien is hij juist daardoor altijd Dezelfde. Dat Hij zelfs dit soort ervaringen wilde delen. Als God de godverlatenheid met ons wil delen. 

 

Dag 96

 “Let goed op hoe je gericht bent op God wanneer je in de kerk cel bent. Hou die staat van je geest vast en neem hem mee tussen een menigte mensen in. Hou hem ook vast te midden van onrust en tegenstrijdigheden.”

 

Vandaag weer een uitspraak die weer van een geheel andere orde is. Deze uitspraak is voor mij een uitnodiging om er over na te denken hoe mijn gerichtheid op God is, wanneer ik in de kerk ben. Ik vroeg me af of ik in de kerk meer gericht ben op God dan op andere plaatsen. Dat is in mijn geval niet zo. Ik hecht niet aan een bijzonder kerkgebouw, of het nu heel oud is of niet. Ik heb in de loop der jaren op zoveel plaatsen kerkdiensten bijgewoond, in zoveel verschillende kerkgebouwen, soms was het niet meer dan een bladerdak,  maar het maakte voor mij oprecht geen verschil hoe het kerkgebouw er aan toe was. Wat voor mij wel het verschil maakt, is dat de gerichtheid op God, iets is wat gezamenlijk beleefd wordt. Dan doet het gebouw er niet toe. Wat er wel toe doet, is een gemeenschap van mensen die samen zoeken en samen op weg willen gaan met God, soms heel aarzelend, soms met heel veel vragen. Die gemeenschap draagt je. De gemeenschap is wel degelijk een factor van belang voor mijn gerichtheid op God. Om die reden hecht ik aan betrokken te zijn bij een gemeente maar ook om de gemeente te betrekken bij wat ik doe. Dat hou ik vast. Toen ik in de gevangenis werkte, ben ik me er altijd bewust van geweest dat er een kerkelijke gemeenschap was (binnen en buiten de muren van de gevangenis) die dezelfde zoektocht naar God deelden. Ik kan me niet voorstellen dat ik los van een gelovige gemeenschap zou kunnen zijn. Hoewel tegelijkertijd ik ook in het alleen over een weiland of de natuur dwalen, mij ontzettend omringd kan weten door God of door zijn schepping. Ik heb het ook nodig soms alleen te zijn. Maar zelfs dan zoek ik uiteindelijk toch ook weer hoe ik deze ervaring kan verbinden met andere mensen door bijv. met anderen te gaan wandelen en onderwijl stil te staan bij God, de Eeuwigheid of Bron van leven.

 

Dag 95

“Ik vertel je dat we zouden moeten leren om God te zien in alle gaven en werken, niet berustend en tevreden met iets of dat we gehecht zouden raken aan iets. Want voor ons kan er geen gehechtheid zijn aan een speciale manier van doen of gedrag in dit leven, dat is zelfs niet goed, hoe succesvol we ook mogen zijn.”

 

Wanneer de woorden `gehecht zijn aan´ vallen, dan word ik altijd wat ongemakkelijk. Want de keerzijde hiervan is onthechting. Heel vaak wordt dit dan, zeker als het om geloofszaken gaat, opgevat als dat het hoogste doel een onthechting zou zijn van het aardse en het vrijwillig opgeven van zoveel mogelijk menselijke relaties. Daarmee wordt het werkelijk en ten volle gaan van de weg met God iets dat slechts voor weinigen is weggelegd.  Wie zou zich zo kunnen onthechten? Dat zijn er maar weinig. Terwijl ik juist geloven beleef in het hier en nu, in Gods schepping en in verbinding met anderen. In de uitspraken van Eckhart is dat ook iets wat hij voortdurend benadrukt. Daarom kan, naar mijn idee, onthechting niet te maken hebben met het je zelf onthechten van alle menselijke banden, tenzij dát de weg is die voor jou is bestemd. Wanneer Eckhart zegt dat we niet gehecht moeten raken, valt me op, dat hij dit niet koppelt aan het aardse of menselijke relaties. Maar het gaat om een niet gehecht zijn aan een manier van doen of gedrag. Dat maakt dat ik nadenk over aan welk gedrag of manier van doen ik gehecht ben en daar ook tevreden mee ben. Maar ook wat daar dan niet goed aan zou zijn. Het gaat dan om gedrag van mij dat verhinderd dat ik God kan zien in alle gaven en werken. Misschien is gedrag ook op te vatten als een bepaalde manier van denken, waar ik vertrouwd mee bent, gehecht zelfs, maar waarmee ik mezelf uiteindelijk ook beperk. Zodat God in zijn volheid door mij niet gezien wordt. Naar mijn idee betekent dit dat Eckhart waarschuwt dat ik altijd de mogelijkheid open moet houden dat God zich op andere manieren laat zien, dan wat ik geneigd ben te denken. Ik lees deze uitspraak dan ook als een oproep tot openheid en ontvankelijkheid.